Eigenlijk is het best merkwaardig. Voor Professionele Ruimte op het Spel maken Marjolijn Zwakman en ik er een heel ding van dat we ons willen gaan optrekken aan concepten en praktijken uit de toneelwereld, en dat we dat best opwindend vinden. In werkelijkheid speelt toneel ook buiten het toneel al een rol van formaat. Kijk, daar heb je ‘m al: “rol spelen”. “Een rol spelen” herkennen we nauwelijks nog als een metafoor. Hartstikke ingeburgerd in het dagelijks taalgebruik.

Ook in organisaties doen rollen ertoe. Rol verschijnt hier vaak als onderdeel van een pakket: ‘taken, rollen en verantwoordelijkheden’ die verband houden met de ‘functie’ die we bekleden. Rol is onderdeel van een breder arrangement dus, en moet ook binnen die inbedding, binnen dat relatienetwerk worden begrepen. Ik las het ergens als volgt verwoord: “De term ‘rol’ is feitelijk een algemene aanduiding die gebruikt wordt om aan te kunnen geven wie welke handelingen mag uitvoeren. Een medewerker heeft één organisatorische functie waaraan één of meer rollen kunnen zijn gekoppeld. Iemand die een rol opneemt, maakt zich verantwoordelijk voor een pakket van taken die niet specifiek zijn voor de beklede functie.” En “hét verschil tussen een functie en een rol is dat iemand een functie heeft en een rol vervult.”[1] Belangrijk dus, als je deze definities volgt, dat je de boel niet door elkaar haalt. Iets wat we in de praktijk wel doen, is mijn ervaring: we spreken wel degelijk over het “hebben van een rol” of het “vervullen van een functie”. Dat is niet misschien niet zuiver, maar dat gebrek aan zuiverheid geeft dus wel hoe we in onze dagelijkse realiteit het fenomeen rol benaderen, namelijk zonder al te veel precisie. 

Dat we spreken over rollen in organisaties lijkt ook verband te houden met de behoefte om onderscheid te kunnen maken tussen wie een persoon is en wat zij of hij laat zien. Want hoe serieus we onszelf ook nemen op ons werk, we maken er een punt van dat we niet onze rol zijn. Zo moet je als manager harde beslissingen kunnen nemen (geen contractverlenging medewerker bij ondermaats presteren) zonder dat je wordt aangewreven dat je een harteloos persoon bent (het summum: aansluitend aan slechtnieuwsgesprek een biertje met elkaar gaan drinken, ‘als mens’). Je moet je rol dus kunnen aannemen, maar je moet jezelf ook wel kunnen ontslaan uit die rol. Ook moet je de rol van manager niet mee naar huis nemen; familie en vrienden worden buiten hun werk om niet graag gemanaged. Kortom, je moet weten wanneer de rol wel en niet te spelen.

Ook noemenswaardig is de terughoudendheid in organisaties om te erkennen dat rollen worden gespeeld. Zoals gezegd is het niet de bedoeling dat je samenvalt met je rol. Je moet enige afstand tot je rol houden om in te kunnen schatten wanneer en in welke context de rol wel en niet past. Maar dat we onze rol zouden spelen is een terminologie die we doorgaans vermijden. Wellicht omdat het afbreuk zou doen aan het ernstige karakter van ons werk? 

Kort en goed: in organisaties spelen rollen een belangrijke rol, maar is het niet eenvoudig scherp te krijgen welke rol ‘de rol’ precies speelt en hoe die rol gespeeld moet worden. 

Zoals dat zo vaak gaat, levert die onduidelijkheid of die onbepaaldheid pas problemen op wanneer de rol bepaald of verduidelijkt moet worden. Zoiets gebeurde bij mij toen ik met Mercedes Azpilicueta afsprak dat zij een maand lang mijn werk zou gaan overnemen. Pas toen werd ik gedwongen concreet te worden over mijn rol, mijn functie, mijn werk – en hoe die dingen zich tot elkaar verhouden. De job swap met Mercedes dwong me de vanzelfsprekendheden rond mijn werk te expliciteren en te onderzoeken. Geen sincure, zoals ik hier heb beschreven.

Ik beeld me in dat de specifieke functie van lector het allemaal extra ingewikkeld maakt. Een betrekkelijk jonge functie aan de hogescholen, en voortdurend op zoek naar een heldere plek binnen die hogescholen en – breder – in het kennislandschap. In gesprekken met andere lectoren lijkt te gelden: zoveel lectoren, zoveel smaken. Die ruimte is er ook. De ene lector profileert zich als onderwijsvernieuwer, de ander staat bekend om zijn waardevolle contacten met de buitenwereld, een derde publiceert de sterren van de hemel, enzovoorts.

In de zeven, acht jaar dat ik als lector ben verbonden aan De Haagse Hogeschool stemt de blijvende onduidelijkheid over wat er van mij wordt verwacht me afwisselend zielsgelukkig en onzeker. Volgens mij heb ik een tijd gedacht dat het op enig moment helder zou worden wat lector zijn precies inhoudt. Dat iemand me het zou vertellen of dat ik zelf achter zou komen.

Inmiddels denk ik dat de rol van de lector zeer wel gedijt bij de onduidelijkheid. Ja, er worden steeds meer en langere documenten geschreven over wat er van een lector wordt verwacht maar die dragen in de praktijk niet bij aan een scherper beeld. Dat heeft er deels mee te maken dat wanneer je meer eisen toevoegt je onvermijdelijk keuzes moet maken – je kunt niet alles hebben en doen. Maar ik interpreteer de groeiende hoeveelheid teksten rond functie van lector als een steeds rijkere beschrijving van het veld waarin je als lector komt te werken. Dat veld moet ik als lector verkennen, erin verdwalen, met ideeën en probeersels verrijken. En je moet de randen van het veld verkennen.

Een tijdje geleden heb ik enkele collega’s tegen me in het harnas gejaagd. Mij werd verteld dat het onbegrijpelijk was dat ik als lector was overgegaan tot actie X. Actie X werd nergens expliciet gesanctioneerd of afgekeurd maar voor de ander was het volstrekt helder dat het niet paste bij mijn rol. Het gesprek hierover zette mij juist aan het denken. Was dit wellicht precies wat er van mij werd verwacht? Hoe komt een beeld van wat wel en niet past bij een rol eigenlijk tot stand? Wiens verwachtingen ten aanzien van de rol doen ertoe?

Met Marjolijn Zwakman heb ik afgeproken om vanuit mijn eigen professionele context te reflecteren op de as roltoekenning – toe-eigening. Die as veronderstelt of suggereert een setting waarin iemand over de rol gaat, deze rol in bezit heeft en in de positie verkeert om de rol te vergeven. In dit plaatje wisselt de rol van eigenaar waarna de nieuwe bezitter (met) de rol kan spelen en deze naar de hand kan zetten. Deze voorstelling begint in het licht van bovenstaande reflecties voor mij, in mijn professionele context, wat te wringen. 

Wat dan wel? Terug naar mijn baan als lector. Rolonduidelijkheid is een wezenlijk onderdeel van mijn functie, zo lijkt het. Zoals ik het lectorschap ervaar wordt er te midden van alle eisen die worden gesteld – en al dan niet gehandhaafd – vooral verwacht dat ik zélf vorm en inhoud geef aan die baan. Ik heb een baas en hem maak ik afspraken over waar ik de komende tijd mijn energie in zal steken. Maar er lijkt geen sprake te zijn van een vooropgezet plan of uitgekristalliseerd idee over de door mij te spelen rol. Ik ervaar dat niet als een ontwerpfout of tekort aan daadkracht van mijn leidinggevende. De rol wordt in belangrijke mate ingegeven door de functie van lector maar ik ervaar dat steeds meer als een aanzet. Mijn rol ontstaat in een prutje van formele en informele verwachtingen, van strategische beleidsoverwegingen en gelegenheidsideetjes, uitonderhandelde algemene criteria en de wetenschap dat ook het lectorschap mensenwerk is, pogingen om lectoren in het gareel te houden en het verlangen om door lectoren verrast te worden. De rol die ik speel vermengt zich met de rolopvatting en -uitvoering van andere lectoren en voedt het doorlopende proces op herbezinning van de plek, de rol, het takenpakket, het profiel en het nut van lectoren.

Mijn relatie tot dit prutje is op z’n minst ambivalent …


[1] http://www.raamstijn.nl/eenblogjeom/index.php/bluff-your-way-into/833-rollen-taken-en-functies