In samenwerking met Jacco van Uden ontwikkel ik de tweedaagse workshop Professionele Ruimte op het Spel, leren van de toneelwereld. In drie essays geven we een inkijkje in de exploratie die we doen rondom het scheppen en begrenzen van je professionele ruimte. In deze tekst lees je deel drie van dit onderzoek. Wil je meer context? Lees de inleiding hier.

In dit derde en laatste deel wil ik jullie uitdagen om te onderzoeken hoeveel ruimte je ervaart en neemt om je eigen verlangens in je (begrensde) werksituatie in te brengen. Daarvoor neem ik jullie eerst mee naar mijn eigen eerste schok over de repeterende realiteit van het performen in een theater voorstelling.

Het is 2008. In mijn ooghoek zie ik mijn twee mede acteurs van de Veenfabriek met een biertje zitten aan een tafeltje in het café om de hoek van de V&D waar we onze voorstelling Haar Leven Haar Doden spelen. Ik heb een brief geschreven aan de regisseur en tot mijn grote vreugde mag ik stage lopen bij gezelschap de Veenfabriek. Er is zo’n klik dat ik uiteindelijk bijna constant op de speelvloer aanwezig ben. Na één van de uitvoeringen praten twee acteurs met elkaar na. ‘Ja, als jij voor het moment dat het licht uitgaat nog één keer naar mij kijkt en daarna pas naar beneden kijkt, dan leggen we de nadruk nog meer op die spanning tussen ons, en dan BAM licht uit’. De ander kijkt eerst bedenkelijk, murmelt dan zijn zin, kijkt zijn collega in de ogen, richt zijn blik op de grond en klapt in zijn handen terwijl hij zegt: ‘Licht uit’. Hij kijkt weer op en lijkt het voorstel de moeite waard te vinden ‘Laten we het vanavond zo doen dan.’

Ik bekijk dit tafereel vanaf mijn tafeltje waar ik in mijn eentje zit. Ik voel jaloezie over de lol die van de twee afspat. De zin die ze hebben terwijl ze priegelen aan de details van de scène, de uitdaging die ze elkaar bieden om tot het uiterste te gaan van wat er uit de scène en uit hun spel te halen is.
Ik voel me leeg. We hebben de voorstelling nu inmiddels meer dan tien keer gespeeld en ik mis de regisseur. Hij was er de eerste avonden nog bij maar is daarna door gegaan met zijn volgende project. Wij daarentegen hebben nog vele speelbeurten voor de boeg. Avond aan avond gaat wat wij gemaakt hebben zich nu herhalen. Ik heb er nog geen ervaring mee om zo vaak eenzelfde voorstelling te spelen maar ik voel aan alles in mij: het maakproces en wat daarin te ontdekken valt is mij heel dierbaar, maar wat moet ik nog met deze herhaling?

Ik neem jullie nu mee naar de laatste periode van het ziekbed van mijn moeder, vijf jaar eerder. Ze heeft kanker. Langzaam wordt de ruimte waarin ze zich beweegt steeds kleiner. Ze was altijd een drukke vrouw geweest met veel vrienden, clubjes, feesten en sociale contacten. Nu is de plek waar haar leven zich afspeelt haar slaapkamer. En nog preciezer haar bed. Waar ze eerst nog rechtop zit, boeken leest en mensen ontvangt en nu alleen nog maar ligt, in stilte. Onze intimiteit wordt steeds lichamelijker. Ik help haar haar prikken te geven in haar bovenbeen. Ik trek haar zwarte haartjes uit haar gezicht die daar groeien door de chemotherapie. Ik kruip bij haar in bed en streel haar haren en haar rug. Praten lukt niet. Maar ik voel me dicht bij haar. Er gebeurt uiterlijk niet veel maar innerlijk, in mijn lijf, gaan hele werelden open. Ik huil zachtjes. Ik voel haar warme huid. Ik hoor haar ademhaling. Dit gebeurt allemaal in dat bed, onder een dekentje en zonder woorden.

Begrenzing en herhaling

In één van de scènes liep ik letterlijk verpakt in een witte kartonnen doos door de V&D waar de voorstelling plaats had.

Deze twee voorbeelden geven mijn ambivalente verhouding weer tot begrenzing. In de ervaring van de  speelperiode bij de Veenfabriek herinner ik me vooral de weerstand die langzaam groter werd om me over te geven aan de herhaling en om mijn heil te moeten zoeken binnen de grenzen van mijn rol. In mijn ervaring van het ziekbed van mijn moeder herinner ik me juist de overgave aan de beperkte mogelijkheden. Ook al konden we weinig nieuws ondernemen met elkaar ontstond er toch ruimte voor verdieping.

Een belangrijk onderscheid dat ik heb leren zien door deze twee voor mij intense perioden in mijn leven, is dat het niet de grenzen en beperkingen zijn die in mij gevoelens van verveling oproepen, maar de herhaling waarbinnen ik geen ruimte voel om er nog mijn eigen leven in te blazen. Laat me dat uitleggen. In het voorbeeld van mijn werkperiode bij de Veenfabriek waren de spelmomenten die uiteindelijk overbleven uit de repetitieperiode, vooral solo momenten. In één van de  scènes liep ik letterlijk verpakt in een witte kartonnen doos door de V&D waar de voorstelling plaats vond. De relatie van waaruit deze momenten tot stand waren gekomen was niet met mijn medespelers geweest maar vanuit mijn eigen ideeën en in connectie met de regisseur. Tussen hem en mij was in het repetitieproces een bepaalde chemie die tot scènes had geleid, maar nu was de regisseur weg en speelde ik de scène zelf alleen door. Ik ervoer niet meer de vrijheid om nog te schaven of te bewegen binnen de grenzen van het werkelijke moment, want de persoon met wie de scène tot stand was gekomen, was door naar zijn volgende project. Met jaloezie keek ik dus naar mijn medespelers die nog wel met elkaar in een relatie stonden. Ik zag hoe zij vanuit die relatie met elkaar konden aanvoelen hoe zij hun gezamenlijke verhaal avond aan avond het meest krachtig konden opvoeren. Mijn verhaal versteende in mijn beleving omdat de medeschepper er geen nieuw eigen leven meer inblies, maar die taak aan mij had overgedragen.

Overgave en creatie
Een belangrijk gegeven in de situatie met mijn moeder is dat we beiden in een gelijkwaardige overgave kwamen naar de begrenzing die was ontstaan en die onontkoombaar was. Binnen de grenzen zochten wij beiden onze eigen verhouding naar ieder nieuw moment dat we elkaar in bed ontmoetten. Naast dat dit verdrietig stemde gaf de begrenzing rust en focus. Er waren niet nog duizend dingen mogelijk, maar de vraag werd wat is er mogelijk in deze ene setting? Dit zorgde dat de beleving van al de handelingen en het contact dat dit tussen ons opleverde enorm intensiveerde.

Ik heb er vervolgens in mijn professionele leven voor gekozen om geen actrice te worden maar performances en workshops te maken die ik voor speciale gelegenheden eenmalig opvoer. Een belangrijk ingrediënt daarbij is dat het publiek deelnemer wordt. Ik sta in relatie tot wat de deelnemers inbrengen en dat heeft invloed op wat ik doe in de performance of workshop. Er is interactie, ik vraag de ander om zijn creatiekracht aan te zetten en ook mijn creatiekracht blijft actief. Wat er tussen ons in de werkelijkheid ontstaat, dat vormt de kracht van het werk.

Je leven als performance
Wat mij boeit is om te onderzoeken hoe er binnen de begrenzing van je dagdagelijkse noodzakelijke werkzaamheden ruimte te maken is om als professional je eigen verlangens uit te leven. Ik doe dit zelf in mijn eigen praktijk als kunstenaar en zie dat het veel onderzoeksmogelijkheden oplevert dat ik mijn werk en leven benader als een performance, een opvoering. Een spel waarin ik mezelf de ruimte gun om mijn persoonlijke verlangens vorm te geven en ook waarin ik de ruimte voel dat als een handeling niet werkt ik deze weer los kan laten.

Met Jacco besprak ik al het dilemma dat de parallel met een opvoering en een organisatie niet helemaal opgaat omdat er allerlei verschillen zijn in hoe een organisatie functioneert en hoe het proces van het maken van een opvoering functioneert.
Toch lijkt het ons de moeite waard om niet-toneelspelers uit te nodigen om de vraag te onderzoeken wat deze professionals kunnen leren van hoe ‘bij mij’ – in de toneelwereld – speelruimte tot stand komt, hoe die wordt ingevuld en uitgespeeld.
Daarbij zie ik er een uitdaging in om onszelf in die exercitie als toneelgezelschap serieus te nemen. Niet omdat we tot een vlammend eindproduct moeten komen maar wel om in het proces echt de scheppende houding aan te nemen die een performer aanneemt, die weet dat hij uiteindelijk het verhaal gaat vertellen waar het hem om gaat.

Ik denk nu terug aan mijn verhouding tot de regisseur. Ik had mijn eigen spel en zoeken naar een visie op het bestaan verbonden met hem en met zijn afwezigheid verloor ik ook mijn interesse en speelruimte. Dit boeiende conflict kom ik tegen door mijn verlangen om mijn eigen zoektocht te verbinden met de zoektocht van anderen. De verdieping die ik steeds opnieuw zoek is uiteindelijk mijn verantwoordelijkheid in mijn optiek. Echter deze verdieping is wel deels afhankelijk van hoe mijn persoonlijke verlangen, mijn zoektocht en verhaal, in relatie komt te staan met de verlangens, de zoektocht en het verhaal van de ander. Als die verhalen elkaar raken is er vervulling op het niveau van mijn eigen zoektocht en lering. Als deze persoonlijke zoektochten tot nieuwe ontdekkingen leiden die de individuele verhalen en verlangens overstijgen, dan ontstaan voor mij de ultieme (werk)relaties en vervullende inzichten. (Uitvoeriger spreek ik hier over in essay 2. De rol van levensvragen in je werk, onder het kopje Zingeving in werk: 1+1 = 3)

Deze quote van Michael van Hoogenhuyze vat mooi samen wat het kan betekenen om een scheppende houding aan te nemen en jezelf in de rol van performance kunstenaar te plaatsen:

Om het spel als kunst te ondergaan en niet louter als een gewoon spel moet kunst op een bijzondere manier tegemoet getreden worden. Spel kan mogelijkheid bieden tot verstrooiing, tot het vergeten van de wereld om ons heen. In de kunst beseft men steeds weer dat het gerealiseerd is op een bepaald moment door bepaalde personen die zoeken naar een visie op het bestaan.’[1]

Dank voor het lezen van dit essay. Dit was het  derde en laatste essay uit deze reeks. Als je benieuwd bent naar de tweedaagse workshop Professionele Ruimte op het Spel, leren van de toneelwereld, dan kan je contact opnemen met Jacco of mij.
Wanneer de situatie rondom corona het weer toelaat bespreken we graag met jou hoe deze tweedaagse wellicht ook voor jouw context van belang kan zijn.

In drie essays onderzoeken organisatiekundige Jacco en ik elk vanuit ons eigen vakgebied een aantal begrippen. Begrippen die zowel in de toneelwereld als in de wereld van organisatiekunde gebruikt worden, maar daar verschillende betekenissen hebben.
Lees hier Essay 3: Vervelen, Verdiepen door Jacco van Uden. Hij neemt je mee in zijn perspectief op de begrippen Verdiepen – vervelen.


[1] Het Muzisch Denken – Michael van Hoogenhuyze

Tekstredactie Rozemarijn van West

Ik ben kunstenaar. In mijn performances en workshops onderzoek ik menselijke relaties in ‘het systeem’. Daarin ontregel ik tijdelijk de alledaagse orde waardoor vertrouwde situaties vervreemden. Het publiek krijgt een eigen actieve rol. Zo ontstaan nieuwe ervaringen en inzichten over wat er nog meer mogelijk is in contact, buiten de vastgelegde regels en protocollen. Ik werk aan projecten in het domein van de kunsten en samen met opdrachtgevers die bereid zijn om een bepaald risico te nemen om de spanning tussen systeem en mensen in hun organisatie te onderzoeken. Organisaties en (kunstenaars)initiatieven waar ik bij ben aangesloten: Academie voor onzekerheidsvaardigheid | The TurnClub | AOG School of Management | Circus Andersom

1 Comment on “3. Begrenzing: vervelen of verdiepen?

  1. Pingback: Professionele Ruimte op het Spel | LECTORAAT CHANGE MANAGEMENT - De Haagse Hogeschool

Plaats een reactie