Rouw associëren we veelal met de dood. Afscheid nemen van een lichaam, een ziel, een verschijning. Kun je ook rouwen om wereldse zaken? Bijvoorbeeld om een planeet die blijft bestaan, maar zonder (een deel van) ons. Rouwen om het gebrek aan fatsoen in het parlement. Rouwen omdat de rechtstaat faalt? Collectief rouwen omdat we “allemaal een stukje armer worden.” Rouwen omdat je afscheid moet nemen van de laagste prijsgarantie in de supermarkt. Van de vanzelfsprekendheid van een warm huis en afscheid nemen van het idee dat je überhaupt als dertiger of veertiger in aanmerking kunt komen voor (financiering van) een huis.
Maar hoe zit het met rouwen om pijn die niet iedereen ervaart, voelt en begrijpt? Pijn die je niet voelt in je portemonnee. Mogen we rouwen om pijn die niet collectief (herkenbaar) is? Pijn die veroorzaakt wordt door schijnbaar goedbedoelde opmerkingen die je ziel van binnen verscheuren. Een aanval op jouw identiteit. Ik heb het over de pijn van micro agressies. Subtiele opmerkingen die rauw op je dak vallen. De regel van gewenning gaat niet op voor micro agressies. Het is niet hoe vaker je het hoort, hoe minder de pijn wordt. Micro agressies kenmerken zich door de subtiliteit die ervoor zorgt dat de opmerkingen makkelijk weggewuifd kunnen worden. Ze vrijwaren de dader van schuld vanwege diens goede intenties. En het slachtoffer moet vooral niet moeilijk, emotioneel of gevoelig doen. Want we willen immers van alles kunnen blijven zeggen.
Afgelopen week werd ik zelf geconfronteerd met zo een micro agressie. Het is een achterhaald idee dat alleen mensen met een zichtbaar hakenkruis of varkenskop in staat zijn om anderen pijn te doen. De micro agressie was verpakt in een vraag die afkomstig was van een vriendelijk uitziende dame. “Is Najat* ziek,” herhaalde ze haar vraag. Ik keek haar aan en realiseerde mij dat Najat de andere vrouw met een hoofddoek is. Najat is een onmisbare. Zonder haar kan niemand in het gebouw werken of studeren. Tijdens de lockdowns liepen deze onmisbaren een hoog risico op besmetting. Maar kregen niet hetzelfde salaris en de waardering als bijvoorbeeld de collega’s die de titel professor hebben. In plaats daarvan hebben Najat en haar collega’s een maatschappelijke titel gekregen. Ze zijn onmisbaar, maar net zo vervangbaar.
Ik ben dochter van ouders die keihard hebben gewerkt in de schoonmaak. Mijn moeder heeft hoogzwanger iedere dag lopen schoonmaken op een kantoor waar iedereen wist wat haar rechten waren, maar slechts één advocaat de moed had om de stilte te doorbreken. Hij wees haar op haar recht op zwangerschapsverlof. Als hij had gezwegen, dan was mijn broer daar ergens tussen de dossiers geboren met Vrouwe Justitia als verloskundige.
Ik moest mij herpakken. Ik had de vraag echt gehoord. Hij is echt gesteld. Als professional help ik teams om de transitie te maken naar een inclusieve organisatie. Maar ik stond daar op dat moment niet als professional. Ik stond daar als student. Verward. Van alle gedachtes die door mij heen gingen, was het enige wat ik op dat moment kon opbrengen vragen stellen. Vragen waardoor deze mevrouw doorhad dat ze mij een vraag had gesteld die gebaseerd was op stereotype. Een vraag die ze niet zou hebben gesteld aan iemand die op haar lijkt. Ik zag het ongemak. Ik hoorde haar naar woorden zoeken. Maar een reflectie bleef uit. Om haar gevoel van ongemak snel van zich af te zetten, heette ze mij van harte welkom op de universiteit. Een universiteit waar ik al een jaar rondliep. Ik voelde mij op dat moment alles behalve welkom. Want als het een omgeving is waar – van alle mogelijke hokjes – alleen het schoonmaakhok passend is, dan voel ik mij er niet thuis.
Ik liep terug naar de collegezaal, maar focussen zat er niet meer in. Ik heb mijn studiegenoten gevraagd om mij te verexcuseren voor de rest van de dag en ben trillend en met tranen naar huis gegaan. Ik had mijn lichaam niet meer onder controle. En nog steeds heb ik er last van. De voorbereidingen voor het volgende college willen maar niet lukken. Ik kom niet voorbij de eerste alinea van een artikel over extremisme. En het idee dat ik weer terug moet naar het gebouw doet de pijn herleven. Daar staat de vraagsteller niet bij stil. Na 10 minuutjes is deze de schaamte voorbij. En zet dit weg als ‘incident’. Voor mij is het 34 jaar aan opmerkingen van gelijke strekking.
Ergens moet je er aan wennen hoop je. Ik heb geleerd dat je nooit zult wennen aan deze pijn. Een pijn die je constant overvalt. Je bent namelijk nooit voorbereid op het incasseren van een micro agressie. Een pijn die je alleen kunt begrijpen als je het zelf doorleefd hebt. Ik heb altijd gestreden met het idee dat de pijn dragelijk zou worden als toekomstige generaties niet met dezelfde regelmaat blootgesteld hoeven te worden aan racisme, discriminatie en andere vormen van uitsluiting. Maar ook strijders rouwen. Dus ik rouw.
Terwijl ik rouw krijg ik een bericht van mijn medestudenten en docenten: “Niemand van ons kan weten hoe het voelt om regelmatig dit soort dingen te moeten ervaren, maar we willen je graag allemaal laten voelen dat je hier niet in je eentje in staat.”
De aankondiging van mijn onderzoek naar rouw, schuld en schaamte had geen betere timing kunnen hebben. Rouwen is niet zo rauw als we het samen doen.
*Uit respect voor deze topper is de naam gefingeerd.