Je probeert het niet persoonlijk te nemen maar werkelijk alles doet pijn van binnen: de aanblik van de badges die tegen het eind van het symposium nog steeds op hun dragers liggen te wachten, kale plekken in je publiek, de gecancelde workshop tijdens de parallelsessies, schalen koude bitterballen bij de borrel. “Verman je”, hoor je jezelf mompelen, “het is maar no-show”.
Gewoon incalculeren dat mensen weliswaar aangeven dat ze zullen komen, maar dat vervolgens toch maar niet doen.
Je houdt jezelf groot, en troost je met gedachte dat kapitalisme om elk verdriet een businessmodel weet te vouwen. Kijk bijvoorbeeld maar naar overboekingen in de luchtvaart: meer stoelen verkopen dan je aan boord hebt omdat er altijd wel iemand is die zich bedenkt. Het gaat pas mis als we allemaal doen wat we hadden toegezegd, namelijk gewoon komen. Cynisch – maar goed, daar probeer je niet te veel over na te denken.
Corona lijkt het erger te hebben gemaakt. Anticiperend op een volgende golf in het najaar lijken alle uitgestelde én toekomstige events in de virusonvriendelijke maanden te zijn gepropt. De concurrentie is moordend. Hunkerend naar inspiratie, netwerkmogelijkheden en oefeningen in menselijk contact klikken we massaal op alles met een aanmeldlink, lijkt het. Maar al dat aanbod staat niet meer in verhouding tot wat we met onze ontwende lijven aan uithuizigheid kunnen opbrengen. Het is te veel, bij nader inzien. Je merkt het ook bij jezelf.
Je hoort het ook bij andere mensen, mensen die ook mooie dingen organiseren. No show is het nieuwe normaal. Meer mensen die niet komen dan dat wel doen. Bloednerveus word je ervan. Ze zullen toch wel …
Online vind je volop tips & trucs om potentiële no-show’ers richting opdagen te nudgen. Vriendelijke aanwijzingen, zakelijk ingestoken en met oneindig veel begrip voor het feit dat je mensen niet kan dwingen.
Je overweegt een persoonlijker insteek.
“Met Peter.”
“Dag Peter, gaat het goed?”
“Prima hoor.”
“Oh fijn, … ik dacht: ik bel maar even of het goed gaat.”
“Waarom zou het niet goed gaan?”
“Nou, we zaten vanmiddag op je te wachten.”
“Op mij?”
“Ja, op jou, Peter. Dus ik wilde even zeker weten of alles in orde is.”
“… Help me even…”
“Je had je toch aangegeven dat je zou komen, Peter?”
“Even hoor … oh, voor dat ding”
“Voor onze bijeenkomst, ja”
“…”
“…”
“…”
“Je bent zeker heel druk, Peter”
“…”
“We hadden op je gerekend, Peter”
“Ja, gekkenhuis op de zaak, veel moeilijke dossiers, moest echt even prioriteiten stellen.
“Goh.”
“…”
“…”
“… Ik moet nu ook even de kinderen op bed …”
“Okay, Peter.”
“…”
“Nou, dan zien we elkaar misschien nog wel eens.”
“Ja, sorry mam, ik …. Uh, met wie spreek ik eigenlijk?”
Jacco, zeer to the point geschreven!
LikeLike