Nu ik wat vaker wetenschappelijke congressen bezoek, lijk ik een bepaald patroon te gaan herkennen. Tijdens de eerste keynote maakt iedereen driftig aantekeningen en lijkt zo’n 90% actief het verhaal van de spreker te willen volgen. Vervolgens zie je tijdens de eerste deelsessies steeds meer laptop- en telefoonschermen op Facebook, Linkedin e.d. ingelogd staan. Na de middagpauze verdunt het aantal deelnemers aanzienlijk en de meeste mensen die dan nog in vivo aanwezig zijn, lijken geestelijk in andere werelden te vertoeven.
Nu ben ik natuurlijk niet de enige of de eerste die dit patroon herkent, en ik merk dat steeds meer wetenschappelijke congressen en seminars voor de middag overgaan op actievere werkvormen zoals bijvoorbeeld workshops en ronde tafel sessies. Dat lijkt te helpen de mensen wakker te houden en betrokken te blijven. Wil je echter echt dat mensen actief worden, zo heb ik geleerd, dan moet je gewoon wat mensen met een functiebeperking uitnodigen.
Begin december vond de “3rd international disability studies conference: the art of belonging” plaats. Disability studies is een interdisciplinair veld waarin verschillende wetenschappen bijeenkomen. Het leuke daarin is dat je, naast expertise in je eigen domein, ook een kijkje in de keuken kunt nemen bij onderzoekers van andere takken van sport en hoe zij onderzoek doen.
Wat echter de boel echt op gang bracht, was dat je bij binnenkomst struikelde over de spelende hulphonden die elkaar weer eens zagen, en de enorme menselijke diversiteit die zo’n conferentie tot zich aantrekt. Daar waar een regulier congres wordt gedomineerd door mensen in tweed jasjes, was het hier een vrolijke samenkomst van rolstoelen, krukken, ooglapjes.
Die geestelijke en lichamelijke diversiteit verrichtte een klein wonder in de ruimte. Daar waar in de meeste groepen ‘de persoon met de beperking’ extra duidelijk aanwezig is vanwege die beperking, ontstond, door de kwantiteit van lichamelijke variatie, een andere kwaliteit in de sfeer van deze conferentie als conferentie; die variatie maakte deze bijeenkomst vrolijk en vreugdevol; een viering van diversiteit op zich.
Tegelijkertijd onderscheidde deze conferentie zich door onderwerpen aan te snijden die voor veel mensen zo dichtbij komen, dat het je sprakeloos laat. In de vertoonde film ‘Michel: acteur verliest de woorden’ volgden we de titulaire acteur Michel, die door afasie langzaam zijn wereld verliest; hij kan als acteur bijna niet meer functioneren, en herhaalt in dialogen vooral wat de ander zegt, inclusief de gesprekken met zijn eigen vrouw. Na afloop van de film was de kleine zaal dan ook volledig stil, en duurde het even voor een gesprek op gang kwam.
Toch vond ik er ook een bepaalde, mysterieuze schoonheid in. In zijn laatste rol krijgt Michel hulp doordat zijn teksten hem worden ingefluisterd via een oortje. Verbluffend was hoe Michel zijn ingefluisterde teksten direct wist te vertalen op het podium; dat daar niet Michel stond, maar het karakter dat hij speelde. Hoe dat kan weet ik niet, weet wellicht nog geen mens, maar het liet zien hoe wonderbaarlijk en verbazingwekkend functiebeperkingen ook kunnen zijn.