Met of zonder kennis, toetreden tot een ‘kring’ dat doe je niet zomaar. Want zelfs als de buitenwereld de deuren open gooide, drempels werden verwijderd en de lector zelf de loper heeft uitgerold, dan nog komt het erop aan om je binnenwereld tijdig op deze passage voor te bereiden. Bindingen aan oude kringen lossen en herschikken om plaats te maken voor nieuwe: aan de publieke toeters en bellen van het ‘Welkom! Jij hoort nu bij ons!’ dienen momenten van verstilling en reflectie vooraf te gaan. Cultureel antropologen zien dit aspect terug in allerlei overgangsrituelen wereldwijd.
Bij mijn opleiding -lang geleden- tot filosoof en socioloog leerde ik dat je lidmaatschappen (in clubjes, partijen, klassen, verenigingen, teams, organisaties, naties, rechtsgemeenschappen) allereerst moet zien als sociale mechanismen van in- en uitsluiting; in die modus van waarnemen past vooral wantrouwen over het private gevoelswerk dat met groepsdrang gepaard gaat. Want zijn initiatieriten niet bij uitstek een bewijs van maatschappelijke disciplinering? En als het slijpen aan gevoelens wél een individueel gekozen strategie is, dan nog is het doel ervan opgelegd: de accumulatie van strak voorgeschreven typen sociaal kapitaal.
En toch, de laatste jaren boeit mij vooral die binnenwereld van mensenkringen: ik ben benieuwd naar symbolische expressies waarmee de mentale habitus van lidmaatschap benoemd, bevestigd en/of gewijzigd worden. Vooral overgangsrituelen maken iets zichtbaar van de gevoelspatronen die wij collectief aan onze lidmaatschappen verbinden – nog altijd, ondanks groeiende maatschappelijke druk om uitsluitend aan onze uniciteit emotie-expressies mee te geven (See me, feel me, touch me, heal me…). Ongetwijfeld is iedereen anders, maar bijvoorbeeld de asielzoeker en de toerist die zich in dezelfde treincoupé bevinden doorlopen elk een andere, min of meer herkenbare achtbaan van emoties wanneer ze beseffen de grens te passeren op weg naar nieuw land – zoals die tussen Hongarije naar Duitsland dezer dagen.
Vluchtelingen verwelkomd op het treinstation in München. De Volkskrant, © EPA
Doorpiekerend op zo’n voorbeeld vraag ik mij dan af: als rolgebonden emoties meer publiekelijk getoond zouden worden bij elke passage, onderling en aan elkaar, wat zou er dan gebeuren? Zal de roedelmentaliteit (het wij-zij denken) het dan winnen van meer de inclusieve en reflexieve emoties? Of juist niet? Ik wil weten welke verhalen mensen aan zichzelf en anderen durven te vertellen, en vooral welke begrippen ze daarvoor ter beschikking hebben, rondom allerlei overgangsmomenten die aan publieke rollen zijn gekoppeld . Dat geldt voor mijn onderzoek, maar natuurlijk ook voor mij persoonlijk.
Voor mijn kenniskringlidmaatschap bij dit lectoraat Change Management bijvoorbeeld. ‘Ik vraag me af of zo’n alternatieve veranderclub mij als lid zou moeten willen hebben! Of: ‘Eerst maar eens aanzien en kijken wat ik hieruit kan halen aan eigen onderzoektijd’. Het zijn twee mogelijke initiatieverhalen bij deze kring. Qua beschikbare vocabulaires voor de hand liggend misschien, maar niet perse de meest interessante verhalen.
Mijn docentschap (ik ben ethicus aan HHS en UvA) is een ander voorbeeld. Vorige week zat ik twee dagen in een hotel met vijftien collegae van de opleiding Technische Bedrijfskunde. Nadat we de zesde teamleider in negen jaar hadden zien vertrekken, besloten we een zelfsturend team op te richten. Het enthousiasme en wederzijds vertrouwen waren overweldigend, tegelijk was het nog zoeken naar een taal waarin we die emoties ook duurzaam met elkaar zullen kunnen delen.
Last but not least: ook in mijn eigen promotie-onderzoek Civic Resilience: an analysis of citizens’ assumed capacities to cope with public disrespect (download hier mijn onderzoeksaanvraag) staan gevoelsmatige reactiepatronen centraal, specifiek rond twee soorten rollen: de burger en de professional – in het bijzonder publieke professionals. Daarbij vind ik behalve de momenten van toetreden tot een rol (de zogenaamde first entry) ook alle momenten interessant van het betreden van publieke plaatsen. Want publieke ruimten worden interessanter als ze emotioneel gedeelde ruimten worden (aangetoond in projecten als Lieux de Mémoire). Dus wil ik bijvoorbeeld weten als ik in de tram zit: hoe veerkrachtig uiten Amsterdammers zich daar als ze hun stad zien kraken onder de exponentieel groeiende toeristenstroom? Of als ik uitstap bij een verkeersincident: hoe veerkrachtig reageren agenten op het feit dat hun optreden onder permanente kritiek staat, recentelijk nog van het comité van VN-mensenrechtenexperts? Zulke observaties voeden mijn wijsgerig onderzoek naar hedendaagse, meer veerkrachtige vormen en begrippen van publieke weerbaarheid, voor burgers en professionals.
Hoe dan ook: na de rituele Management Change samen met de TBK collegae zie ik mijn rituele opname in deze kenniskring nieuwsgierig tegemoet: Change Management, ik ben er klaar voor!
Paul van den Berg