Het kwam natuurlijk enorm slecht uit. Op de avond dat het Nederlands voetbalelftal op het WK kwartfinale speelde tegen Argentinië, had ik, met veel moeite, kaartjes kunnen regelen om met een groep studenten in de Leidse Schouwburg de voorstelling Citizen K. van de Turks-Nederlandse theatermaker Sadettin Kırmızıyüz te bezoeken. De verleiding van het voetbal bleek gelukkig minder groot dan ik vreesde. Slechts een paar studenten haakten af wegens ‘ziekte’.

Citizen K. is een indringende, confronterende, voorstelling waarin Kırmızıyüz beschrijft hoe hij gedurende zijn hele leven moet omgaan met opmerkingen over zijn afkomst die variëren van ‘grappig’ tot keihard racistisch, maar ook neerbuigend wordt behandeld door instituties en Nederlanders die zeggen het beste met hem voor te hebben. “Hang nooit de Turk uit”, bindt zijn vader hem op het hart. Maar dat valt nog niet mee als je wel voortdurend als ‘de Turk’ benaderd en behandeld wordt. De sporen die dat nalaat plaatst Kırmızıyüz in een lijst waarvan hij de punten in de voorstelling één voor één afloopt. Aan het slot, wanneer hij meer dan 250 punten heeft behandeld, vertelt hij over zijn zoontje die vraagt of hij later ook zo’n lijst moet maken. “Ik hoop, met al mijn hart, van niet, mijn jongen” luidt het antwoord.

We bezochten de voorstelling omdat hij inhoudelijk goed aansloot bij de inhoud van het boek ‘Mijn ontelbare Identiteiten’ van Sinan Çankaya dat ik samen met een collega in de vorm van een leesclub met studenten lees en bespreek. Onze lezersgroep bestaat hoofdzakelijk uit studenten met een migratieachtergrond en dat zijn geen doorgewinterde theatergangers. Theater staat voor hen voor wit, oud, saai, duur en ‘ingewikkeld’.
En helemaal ongelijk hebben ze natuurlijk niet. Ga maar eens een avond naar een voorstelling in de Koninklijke Schouwburg. De gemiddelde leeftijd van het publiek ligt al gauw boven de vijftig, wit is de overheersende huidskleur en goedkoop is het zeker niet. Bovendien kent theater zijn eigen ‘taal’ en ook dat is, voor wie dat niet gewend is, vaak even slikken. In theater kan alles, maar daardoor is het niet altijd voor iedereen even verteerbaar. Dat bleek ook uit de reacties van de studenten. “Wel aardig” (om mij te sparen?), “interessant” (eufemisme voor: ik vond er geen klap aan), “herkenbaar” (da’s dan weer positief), “verwarrend” (???). Eén student was goudeerlijk en vond het helemaal niets. “Dit is niet mijn ding”, zei ze.

Ik zal niet ontkennen dat ik teleurgesteld was door de wat lauwe reacties. Zelf vond ik de voorstelling boeiend, confronterend én erg goed gedaan. Mijn collega, net als ik geraakt door de voorstelling, haalde zijn schouders op. Hem deerde het niet zo dat een deel van de studenten zo weinig enthousiast bleek. “Ze zijn theater niet gewend”, zei hij. “Bovendien, je kan niet verwachten dat iedereen het zelfde ervaart als jij”.
Hij had natuurlijk gelijk. Wie ben ik om te bepalen wat anderen zouden moeten ervaren en voelen? You can lead a horse to the water…etc. Toch kon ik een gevoel van falen niet helemaal van mij afschudden. Ik had niet zomaar een willekeurige voorstelling gekozen. Deze voorstelling zou diepte moeten geven aan wat we in de leesclub bespreken, het zou moeten emotioneren, inzichten verschaffen, verontwaardiging en woede moeten opwekken, empathie oproepen. Waarom zagen zij dat dan niet? Waar had ik de plank misgeslagen?
De reflex om de ‘fout’ direct bij jezelf te zoeken als iets niet loopt zoals je verwacht is misschien wel eigen aan elke docent. Je hebt een plan, een verwachting, een doel en wanneer dat niet of slechts deels behaald wordt kan het niet anders zijn dan dat het aan de kwaliteit van je plan gelegen moet hebben.

‘Creatieve daad’.
De onderwijsfilosoof Gert Biesta spreekt in zijn boek het prachtige risico van onderwijs over onderwijs als een ‘creatieve daad’. Het is, zo stelt Biesta, “een vorm van scheppen, een daad waarbij iets in de wereld wordt gebracht wat nog niet eerder bestond” (Biesta, 2015). Scheppen lijkt een ongemakkelijk woord omdat het associaties oproept met het Bijbelse scheppingsverhaal. Toch gaat Biesta (die o.a. theologie studeerde) deze ambitieuze vergelijking niet uit de weg. Hij stelt dat je scheppen, in de context van het onderwijs, op twee manieren kan interpreteren.
De eerste is dat scheppen wordt beschouwd als een krachtig, metafysisch proces waarin de docent vanuit een ‘almachtige‘ positie volgens het principe van oorzaak en gevolg volledige controle heeft over het hen die hij onderwijst en de manier waarop. De leerling of student is in de dit proces een ‘object’, een ‘ding’ dat gevormd wordt naar een bepaald ideaalbeeld. Doelen worden vooraf scherp afgebakend en meetbaar gemaakt, elke stap in het proces wordt minutieus gemonitord en elk risico zoveel mogelijk uitgebannen. Failure is not an option.

De tweede interpretatie, en die Biesta voorstaat, ziet onderwijs daarentegen juist als ‘zwak en existentieel’. ‘Zwak’ omdat het de pretentie de uitkomsten te kunnen voorspellen en daarop te sturen loslaat, ‘existentieel’ omdat hij onderwijs ziet als een praktijk die uitgaat van ‘ontmoetingen en gebeurtenissen’. De student, zo stelt Biesta, is geen object, maar een subject. Dat houdt in dat die niet willoos of ‘leeg’ is, maar al op een bepaalde manier ‘in de wereld staat’. Het versterken of ontwikkelen van dat ‘subject-zijn’ (Biesta noemt dit subjectivering) is de voornaamste taak van de docent  en bestaat er uit hem of haar te helpen betekenis te geven aan dat wat hij of zij in die wereld aantreft. Dat is de ‘creatieve daad’; het “tot leven brengen van dat wat al bestaat”.
Biesta benadrukt dat in deze visie onderwijs risico inhoudt. De docent biedt de student kennis, inzichten, ervaringen aan, opent deuren, maar heeft geen volledige controle over de uitkomst van het onderwijs. Die ‘zwakte’, dat risico, is echter tegelijk een krachtige voorwaarde omdat het de student de ruimte biedt om zelf te keuze te maken op welke manier hij of zij zich tot die wereld wenst te verhouden en ‘als subject wil verschijnen’.

Uitgaande van deze opvatting over onderwijs zou het bijwonen van een voorstelling als Citizen K. kunnen worden beschouwd als een ‘creatieve daad’ omdat de voorstelling een bepaald onderwerp op een specifieke manier toont en daarmee iets ‘tot leven brengt wat al bestaat’. Tegelijkertijd hield het bezoek aan de voorstelling een risico in omdat van te voren niet te voorspellen was welke impact de voorstelling op de studenten zou hebben.
Zou Biesta op de hoogte zijn geweest van mijn aanvankelijke teleurstelling over de reacties van de studenten, dan zou hij mij waarschijnlijk hierop hebben gewezen. Maar hij zou ook hebben benadrukt wat de ‘winst’ zou zijn: namelijk dat de voorstelling wel degelijk impact had en dat de studenten wel degelijk op een bepaalde manier als ‘subject naar voren traden’. Misschien niet zo als ik had gehoopt, maar toch..

En als Biesta later de recensies zou hebben gelezen die de studenten over de voorstelling moesten schrijven, dan zou hij een nog krachtiger bewijs voor die laatste stelling hebben gehad. Hun recensies waren vaak goed onderbouwd en gaven er blijk van dat ze heel goed wisten waar ze naar hadden zitten kijken. Het verhaal van Kırmızıyüz werd herkend en erkend en er was, naast kritiek, waardering voor manier waarop het werd verteld. Uit alle recensies bleek echter vooral dat de voorstelling iets met hen had gedaan, iets bij hen ‘tot leven had gewekt’ omdat ze in veel gevallen een relatie wisten te leggen tussen wat de voorstelling had getoond, hun eigen leven en hun denkbeelden met betrekking tot het onderwerp.

De ervaringen die ik samen met anderen inmiddels heb opgedaan met het gebruik van theater en literatuur laten in grote lijnen hetzelfde beeld zien als wat ik hierboven heb beschreven. Vaak gaat het goed en ‘gebeurt er wat’, soms gebeurt er helemaal niets of op een manier die ik als docent liever anders had gezien. Maar die onvoorspelbaarheid, dat risico, maakt onderwijs nu juist zo prachtig, want zoals Biesta dat formuleert: “Wanneer we onderwijs niet dichtmetselen, maar ruimte laten voor de gebeurtenis van subjectiviteit, nemen we een risico: als we onderwijs open houden, kan er van alles ten tonele verschijnen”.

Bron: Biesta, G. (2015). Het prachtige risico van onderwijs. Uitgeverij Phronese.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: