Als puber kon ik in blinde woede ontsteken wanneer één van mijn ouders plotsklaps de radio uitdeed terwijl ik naar muziek zat te luisteren. Meestal gebeurde dat net voor het avondeten of wanneer er onaangekondigd bezoek kwam. Zoiets getuigde in mijn ogen van zoveel barbaarse ongevoeligheid dat alle remmen losgingen. Hadden ze dan niet door dat deze goddelijke muziek, mooier, tijdlozer en belangrijker dan wat dan ook, van mij zojuist een totaal ander mens had gemaakt? Het ruwe ontwaken uit de gelukzalige roes waarin ik mijzelf de hoofdpersoon waande in al die gezongen verhalen van Lou Reed, Bob Dylan, Van Morrison, Aretha Franklin, en Bruce Springsteen was meer dan een ‘cold turkey’. Dit was een complot. Kwade krachten probeerden mij opzettelijk te weerhouden van de kortste weg naar de eeuwige gelukzaligheid. Stampend verliet ik de kamer in de stellige overtuiging dat ik ter adoptie moest zijn afgestaan, want dit kónden gewoon mijn ouders niet zijn.
In zekere zin leidde ik destijds een beetje aan de ziekte van Stendhall, een niet geheel ongevaarlijke psychische aandoening wanneer iemand overvallen wordt door een teveel aan schoonheid. Bepaalde muzikale ervaringen (God Save The Queen van de Sex Pistols!), konden mij zo in verwarring brengen dat ik dagenlang niet aanspreekbaar was. De wereld kwam vijandig en vooral onwetend en dom op mij over. Ik was omringd door sukkels die er werkelijk helemaal niets van begrepen.
Inmiddels ben ik zoveel ouder geworden. De ziekte van Stendhall krijgt mij niet meer zo snel in zijn greep en voor mijn onwetende medemens heb ik meer compassie gekregen. Dat neemt niet weg dat er nog altijd, zij het spaarzaam, momenten zijn waarop ik van mij sokken geblazen kan worden door iets wat ik zie, hoor, lees of ervaar. De laatste keer overkwam mij dit bij een voorstelling in Carré. Daar bezocht ik, vlak voordat de theaters weer in lockdown gingen, samen met mijn vrouw de voorstelling Blindness van het Engelse gezelschap Donmar Warehouse. Blindness is een theaterbewerking van het boek De stad der blinden van Jose Samarago. Ik had het boek deze zomer op de markt voor vijf euro uit de ramjs gevist en dat er nu een theaterbewerking bleek te bestaan kon geen toeval zijn. Die voorstelling moest ik zien.
Wie het boek kent weet dat Saramago een ware nachtmerrie beschrijft. Een naamloze stad wordt plots getroffen door een geheimzinnig virus dat de bewoners van het ene op het andere moment blind maakt. De eerste blinden worden in quarantaine geplaatst in een leeg ziekenhuis en min of meer aan hun lot overgelaten. In het ziekenhuis spelen zich vervolgens de meest verschrikkelijke taferelen af. Wreedheid, geweld, plundering; is het dunne laagje vernis aan beschaving er eenmaal van af dan blijft van menselijkheid weinig over (sorry, Rutger Bregman).
Bij Blindness had ik geen enkel moment het gevoel een uitgekleed en corona-proof gemaakte ‘gewone’ voorstelling bij te wonen. Goed, er werden maar 30 bezoekers in de ruimte toegelaten, maar die waren zo geplaatst dat ik dat al snel vergat. Bovendien was het aardedonker, op wat spaarzame brandende gekleurde TL-balken na.
Blindness is eigenlijk een hoorspel. Het verhaal wordt door de Engelse actrice Juliet Stevenson verteld via een 3d koptelefoon, nu en dan onderbroken door heftige lichtflitsen en geluidseffecten. Aanvankelijk blijft Stevenson wat op afstand, maar op het moment dat het verhaal is aanbeland bij de gebeurtenissen in het ziekenhuis verschuift het perspectief naar de enige ziende van het gezelschap dat daar opgesloten zit. En dan worden de mogelijkheden van de 3d koptelefoon maximaal benut. Stevenson fluistert in mijn oor, loopt en rent om mij heen ik verwacht elk moment dat ze mij zal vastpakken. Haar angst, de verontwaardiging en walging zijn bijna voelbaar. Mijn vrouw, verder toch niet snel bang, grijpt mij halverwege de voorstelling bij de arm om die tot het einde niet meer los te laten.
Hoogtepunt van de voorstelling is het moment waarop heel langzaam een schuifdeur opengaat en het publiek een blik naar buiten gunt. Zo moet het dus voelen wanneer je weer kan zien na blind te zijn geweest. Of meer in het algemeen; wanneer iets weer kan wat lange tijd niet kon.
Aan het einde van de voorstelling liep het publiek zwijgend naar buiten. Hoewel we elkaar niet kenden leken we verbonden door de gedeelde ervaring van de voorstelling. Wij waren zojuist getuige geweest van iets belangrijks. Van iets dat ons wijzer had gemaakt en een dieper inzicht had verschaft. De roes loste langzaam op in de dagelijkse realiteit. Scheldende fietsers en een kille wind vanaf de Amstel zetten ons weer terug op aarde. En toch wist ik dat, net als toen ik 16 was en op mijn radio de laatste tonen van Badlands van Bruce Springsteen waren weggestorven, mijn leven zojuist een heel klein beetje was veranderd.
Wat leuk Paul om dit van je te lezen! Ik heb het boek en de film lang geleden gelezen en gezien en ik zat zojuist even helemaal in een andere wereld. Groet Jikke
LikeLike