De afgelopen maanden vroegen van het hoger onderwijs een grote omslag. Jarenlang werd er gevraagd om meer gebruik te maken van online tools en blended learning, die in de waan van de dag veelal mondjesmaat werden geïmplementeerd. Met de corona-crisis werd de inzet van online onderwijs opeens een noodzaak. Binnen een week of twee waren vele cursussen verplaatst naar online leeromgevingen zoals Blackboard, werden vergaderingen en gesprekken gevoerd via Teams, en stonden de gebouwen zo goed als leeg.
Initieel werd deze omwenteling onthaald met applaus en schouderklopjes: geweldig dat het op zo’n korte termijn geregeld kon worden! Op Linkedin en andere sociale media werden links en tips gedeeld over hoe je efficiënt én effectief je lessen online kon verzorgen.
Al gauw ontstond er echter ook een tegengeluid. Is al het online onderwijs wel kwalitatief gelijkwaardig aan de lessen in de klas? Wat gaat er verloren bij het verplaatsen naar een online omgeving? En wat doet het online lesgeven met het welzijn van studenten en docenten? Die kritische vragen werden met het verstrijken van de tijd ook gericht op de toekomst, want hoe moet dat na de zomervakantie? Is er, nu de maatregelen terug worden geschroefd, niet meer ruimte om weer fysiek onderwijs te gaan geven?
Er zijn genoeg voor- en tegenargumenten te bedenken om het onderwijs zoveel mogelijk online te verzorgen. Voorstanders willen de veiligheid garanderen van studenten en collega’s: bij elkaar komen in groepen kan eventuele verspreiding van het virus in de hand werken. Tegenstanders vragen zich, zoals hierboven al werd gesuggereerd, af of die veranderingen geen kwaliteitsverlies met zich meebrengen en wat er nog meer verloren gaat: kunnen studenten nog wel goed leren socialiseren, elkaar in de ogen kijken, vriendschappen sluiten, wanneer ze niet met elkaar in dezelfde ruimte zijn? Het lastige van de situatie is dat beide kanten begrijpelijke argumenten hebben, maar dat er desondanks wel een keuze gemaakt moet worden over hoe het onderwijs gegeven wordt.
Nu ik de afgelopen weken met een flink aantal docenten hierover van gedachten heb gewisseld, valt me op hoe moeilijk het vaak is om positie te kiezen. Velen leggen zich impliciet neer bij de besluiten van hogescholen en universiteiten om het onderwijs grotendeels online te geven, maar begrijpen tegelijkertijd wel de tegenargumenten. Impliciet, want in deze zaak heeft nuance een verlammende werking gekregen, waardoor mensen, in de wetenschap dat geen positie vrij is van gebreken, niets meer (durven) kiezen. Wanneer je echter niet zelf actief positie inneemt, wordt je uiteindelijk wel gepositioneerd in het krachtenveld waarin je verkeert.
Ook de vliegensvlugge omwenteling naar het online onderwijs was een keuze. Was dat eigenlijk wel nodig? Hadden we niet aan onze studenten kunnen melden dat we twee of drie weken rustig gingen nadenken over hoe we het onderwijs in deze situatie willen vormgeven? Dat ze tot nader bericht even vrij waren om aan de situatie te wennen?
Ik heb inmiddels besloten dat ik mijn onderwijs zoveel mogelijk fysiek wil gaan verzorgen in september. In plaats van de vraag te stellen hoe we zo veilig mogelijk onderwijs kunnen aanbieden, vertrek ik vanuit een andere invalshoek: hoe kun je kwalitatief zo hoogwaardig mogelijk onderwijs bieden, terwijl je de veiligheid in acht neemt waar nodig? Door kwaliteit als uitgangspunt te nemen, vraag je van jezelf om creatief te zijn, om vormen te bedenken die je niet eerder hebt geprobeerd, om online onderwijs in te zetten wanneer het meerwaarde heeft, om bij elkaar te komen op plekken (het bos, het strand), die we niet (meer) associëren met onderwijs.
Als afsluiting wil ik mijn collega-docenten oproepen om de situatie als gelegenheid te zien om actief met elkaar het gesprek aan te gaan. Waar sta jij eigenlijk voor, en wat betekent goed onderwijs voor jou in deze tijden? Die vraag heeft nu de hoogste urgentie.
Mooi reframe Andries!
LikeLike