Binnen het lectoraat Change Management van De Haagse Hogeschool onderzoeken we wat de organisatie- en veranderkunde kan leren van de kunst. Maar waar te (onder)zoeken? Kunst is nogal breed, zeg maar.
De onderzoeksinteresse is zich steeds nadrukkelijker gaan toespitsen op kunstpraktijken. Kunst, niet zozeer als ‘ding’ maar als dat wat er ‘gebeurt’ wanneer kunst wordt vervaardigd, bestudeerd, geconserveerd, bekritiseerd, gerestaureerd, enzovoorts.
Praktijken dus, dat is iets meer focus, maar dan nog. Want waar begint en waar eindigt een kunstpraktijk?
Een tijdje geleden tipte een kunstenares mij The Apparently Marginal Activities of Marcel Duchamp van Elena Filipovic. ‘Apparently marginal’, zo’n titel kies je niet per ongeluk.
Ik kende het werk van Duchamp eigenlijk nauwelijks. Ik wist dat het Belangrijk Werk was maar mijn kennis reikte niet veel verder dan dat deugniet Duchamp (1887-1968) het in zijn hoofd had gehaald om een pispot tentoon te stellen en daarmee de kunstwereld op zijn kop zette. Geniale actie.
Mijn kennis was niet alleen beperkt, maar ook nog eens hopeloos onjuist.
Dat Marcel Duchamp met een enkele geniale actie – het letterlijk op een voetstuk plaatsen van een industrieel vervaardigd gebruiksvoorwerp – ons hele kunstbegrip aan flarden schoot … da’s dus niet waar. Filipovic stelt dat we voor een goed begrip van (de impact van) readymade Fountain oog moeten hebben voor zo ongeveer alles wat Duchamp deed.
“In its refusal to claim the artist as vessel of technical skills, craft, romantic vision and authentic experience channeled into the making of unique and auratic objects, the readymade is generally claimed to have promulgated a demystification of artisthood. Yes this was not the result of the fact that Duchamp simply ‘chose’ something and used the rest of his time, as he enjoyed asserting, merely for ‘breathing’. He replaced the creative and generative processes traditionally associated with the artist with a multitude of seemingly practical activities – administrating, archiving, curating, dealing, historicizing, publicizing, reproducing et cetera – that became themselves veritable artistic procedures. Largely unnoticed or perhaps taken as excessively mundane in their day, these would gain phenomenal importance for the artistic generation that followed him …” (p.276)
The Apparently Marginal Activities of Marcel Duchamp is een spectaculair boek, en niet alleen relevant voor wie meer wil weten over een van de meest invloedrijke kunstenaars van de vorige eeuw. Voor zover je jezelf kunt opdelen in personages: het was vooral de organisatiekundige in mij die het boek een staande ovatie heeft gegeven (vrij letterlijk).
Filipovic’ minutieuze studie van Duchamps ‘non-artistieke’ activiteiten is er niet op gericht om de kunstwerken zoals we die kennen nader te contextualiseren. Haar punt is niet dat we een groots werk als Fountain nog beter zouden snappen als we het bezien in relatie tot de vele marginal activities die het autonome kunstwerk omgeven en ondersteunen.
De claim is veel radicaler. Volgens Filipovic kun je in het geval van Duchamp geen zinvol onderscheid maken tussen wat we herkennen als het echte werk (“proper artworks”) enerzijds en de talloze randpraktijkjes anderzijds. Alle activiteiten die je buiten het echte werk van Duchamp zou willen rekenen, stelt Filipovic, maken het echte werk van Duchamp.
Je leest het en je hoort jezelf afvragen: gaat dit nog wel over kunst? Gaat dit eigenlijk niet over …
Geen vakgebied zo opgeruimd als de organisatiekunde. Ons dagelijks leven mag dan een rommeltje zijn, op de zaak hebben we helder en richtinggevend houvast: de kern van ons werk. Het primaire proces, het wezen van ons werk, de bedoeling van onze organisatie – dát moeten we voor ogen houden, dáár zou alles op gericht moeten zijn. Al het andere is opsmuk, en houdt ons, als we niet oppassen, van ons echte werk af.
Hardop verzuchten we dat ‘al het andere’ aan de winnende hand is. Al die regels, al die de bila’s, het geleuter, de formuliertjes, de vergaderingen, de besluitvormingsprocedures – we zijn ervan overtuigd dat nou precies niet is waar ons werk om zou moeten draaien. Mogen we, alsjeblieft, alsjeblieft, gewoon weer terug aan het werk?
Nee dus. Niet alleen groeien organisaties dicht met ‘gedoe’ dat ons voor ons gevoel van ons werk afhoudt, alle snoei- en snijpogingen om ons werk weer tot haar essentie terug te brengen zijn jammerlijk mislukt.
Nou ja, jammerlijk. Misschien is er enige verlichting als we ons werk – het werk van eenvoudige organisatiemensen – mogen vergelijken met de meesterwerken van Marcel Duchamp. (En dat mogen we, anders kunnen we het lectoraat Change Management wel opdoeken).
Elena Filipovic zet ons met haar prachtige boek op een bijzondere gedachte. Wat als ‘al dat andere’, al die apparently marginal activities ons niet van ons werk houden, maar ons werk maken? Wat als gedoe ons werk is? En wat als de zogenaamde kern van ons werk precies daarin schuilt?
Marginaal moet wat mij betreft wel worden opgevat als in de marge van kunstzinnig handelen. Flaneren is marginaal. Een biertje in Scheltema ook. Althans, het is veraf van het uiteindelijke maken maar onlosmakelijk deel van dat maken. Het hangt samen met de ruimte die voor maken nodig is en die veel groter is dan atelier, of klaslokaal.
De organisatie-clutter is niet marginaal ten opzichte van de kern van kunstmaken of lesgeven. Het is een andere ruimte met een eigen marginaliteit.
Als we ruimtes onderscheiden om vervolgens in te gaan op de controversen ertussen komen we verder dan wanneer we de beroepswereld en de bedrijfswereld vermengen zoals we nu doen.
LikeLike