Begin 19e eeuw werd de basis gelegd voor de politie zoals we die nu kennen. Een publieke politie, grondslag voor wat we nu met ‘de overheid’ aanduiden. De Metropolitan Police van Londen was de eerste. Voor dat korps werden een aantal principes vastgesteld. Ontwerpopgaven zou je ze kunnen noemen. Ze zijn nog erg actueel. Samen zijn ze een reeks referenties waaraan de huidige politie, en de overheid als geheel kan worden getoetst.

Eén ontwerpopgave raakt de kern van het spel dat we in een democratische rechtstaat spelen: The police are the public and the public are the police; the police being only members of the public who are paid to give full time attention to duties which are incumbent on every citizen in the interests of community welfare and existence.
Oftewel, publieke dienstverleners zijn leden van de gemeenschap die worden betaald om aandacht te geven aan taken die ons als burgers alle toekomen. Betaald is het enige onderscheid.

Waarom betalen we? We vragen anderen iets te doen wat ons toekomt, zodat wij ons aan andere zaken kunnen wijden. Dat is één reden. We betalen omdat we mensen vragen rotklussen voor ons op te knappen. We betalen omdat we mensen bepaalde bevoegdheden geven en verlangen dat ze daar fatsoenlijk mee omgaan. We betalen voor de talenten en expertise van mensen die klussen voor ons klaren en dat beter kunnen dan wijzelf. Omdat ze er bijvoorbeeld een beroepsopleiding voor hebben gevolgd.

Voor wat betreft de politie gaat het om de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde als taak. Handhaving vindt zijn oorsprong steeds bij de daarin handelende burgers. We hebben afspraken gemaakt over hoe ver dat handelen kan reiken. Als de grenzen van het betamelijke zijn bereikt handelen we door taken te delegeren aan betaalde functionarissen. We doen het voortdurend.

Actueel is de kwestie of we dat niet in te grote mate doen. Naar aanleiding van de spanningen tussen politie en bevolkingsgroepen in de Verenigde Staten wordt de zorg uitgesproken dat we teveel van de politie vergen, door teveel aan de politie over te laten en te weinig zelf te doen.

Wat voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde geldt geldt voor alles ten dienste van “the interests of community welfare and existence”. Er zijn voortdurend zaken die ons allen aangaan die om onze aandacht vragen. Steeds zijn er goede redenen om uit ons midden enkelen te vragen om die aandacht betaald te geven. Maar dat delegeren van taken aan onze mede-burgers vindt steeds zijn oorsprong in het door ons allen zelf uitvoeren van taken “in the interests of community welfare and existence.” Sterker nog, zonder burgers die actief aandacht geven aan zaken die ons allen aangaan, verliest de overheid haar legitimatie. Althans, naar het principe waar we mee begonnen; de burger is de overheid, en die overheid is de burger.

Naast een principieel uitgangspunt is actief burgerschap  eenvoudigweg een pragmatische noodzaak. ‘De overheid’ is niet bij machte voor alles een oplossing te vinden. Dat is geen tekortkoming, het is nooit zo bedoeld. Daarom mag ‘participatie samenleving’ ook niet worden uitgelegd als een eigentijds begrip. De redenering is op het moment dat de overheid terugtreedt en de burger dus meer taken op zich moet nemen. In het motiveren hiervan komt het principe van daarnet niet aan de orde. Eigenlijk is de grondslag voor de relatie burger-overheid nooit aan de orde. Op klip en klare ontwerp specificaties als voor de Metropolitan Police kunnen we in Nederland ook niet terugvallen.

Wat nu als we het “the police are the public” principe dan maar als huidig ontwerp referentie nemen en kijken naar ‘participatie’? Dan valt op dat de rol van burgers vaak wordt beperkt tot die van bewoner. De gemeente ondersteunt ‘bewonersinitiatieven’, die de directe woonomgeving betreffen. Veel zelf aangelegd en onderhouden groen. De gretigheid waarmee dat als toonbeeld van actief burgerschap wordt gezien heeft al geleid tot de term greenwashing. Het is een wat onvriendelijke aanduiding voor een overheid die de burger als bewoner een groene rol geeft, zodat het overige een overheidstaak blijft. Waar die taak niet effectief wordt uitgevoerd is het zaak verandertrajecten in te zetten, mensen te trainen, meer geld uit te geven, harder op te treden, nieuwe managers aan te stellen. Dat gaat niets beters opleveren is de stelling. Gelukkig is er steeds meer aandacht voor het herstellen van de beginselen van de relatie burgers-overheid.

Tegenover een wat ruimere betrokkenheid van bewoners bij hun buurt staat dan de actieve betrokkenheid van burgers bij hun stad als geheel, ook bij de controversen die zich er voordoen, ook bij de harde kanten van het goed onderhouden van de stad. Zoals die daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en keuzen in de ontwikkeling van de stad op langere termijn. Van greenwashing naar actief burgerschap als grondslag voor overheid. Niet als moreel principe maar als eenvoudige noodzaak. Teveel overlaten aan de overheid leidt tot rampen.

Het The Hague International Center for Civic Hacks -ICX- huisvest het Pop Up Public project. De Haagse Hogeschool en de gemeente Den Haag zijn partner in ICX en benutten het als experimenteerwerkplaats. Pop Up Public gaat over het ontwerpen van nieuw publiek engagement. Waar komen zaken die ons allen aangaan het best aan de orde? Hoe ziet een plek eruit waar je het op een goeie manier over die zaken kunt hebben, en met wie? Hoe hebben we het over zaken die ons allen aangaan? Op zijn minst betekent nieuw publiek engagement het goed gemotiveerd overdragen van taken. Dat gaat niet vanzelf. Daarom betekent nieuw publiek engagement ook het creëren van mogelijkheden voor publiek leren. Hoe doe je dat, het als burgers en als publieke dienstverleners samen optrekken op basis van de ontwerpopgave hierboven?

Een nieuwe publieke praktijk vertelt ons vervolgens hoe ‘de overheid’ weer een samenstel van ‘mensen uit ons midden’ kan worden.

 

 

 

Interview Rob Ruts Wat doe je bij De Haagse Hogeschool? Sinds 2010 ben ik docent bij de opleiding Integrale Veiligheidskunde aan de Faculteit Bestuur, Recht & Veiligheid van De Haagse Hogeschool. Daarvoor heb ik een aantal jaar advies gegeven over de ontwikkeling van onderwijs in integrale veiligheidskunde, IVK. Ik houd me al twintig jaar bezig met professionalisering in het veiligheidsdomein. Daaraan een heel directe bijdrage te leveren door ook echt samen met studenten op te trekken, was een aantrekkelijke propositie. Het leerbaar maken van een complex beroep als integraal veiligheidskundige is avontuurlijk, maar beslist geen sinecure. Wat erg helpt, is dat de opleiding een prachtig team heeft. Onderwijs maken doe je samen en dat kan op de hogeschool. Maar wat vooral inspireert is mijn lidmaatschap van twee kenniskringen: van het lectoraat Change Management en het lectoraat Informatie, Technologie en Samenleving. Wat is je achtergrond? Ik ben integraal veiligheidskundige van de generatie van vóór de IVK-opleidingen. De pioniers in het vak waren er in vele soorten en maten. We hebben het vak al doende geleerd, al werkend en pratend met elkaar, met daders, met slachtoffers, met belanghebbenden. Ik heb me veel beziggehouden met de inzet van de politie in relatie tot burgers, en met veiligheidskundige vraagstukken die samenhangen met geweld. Zo ben ik betrokken geweest bij de ontwikkeling van de aanpak van huiselijk geweld. Geweld als aspect van jeugdcultuur, en fenomenen als radicalisering en terreur zijn thema's waar ik me al veertig jaar mee bezighoud. Het heeft me naar vele hoeken van de wereld gebracht. Op het ogenblik doe ik projecten in Kaapstad, Mumbai en New York. Toen ik 35 was startte ik met een studie filosofie. Die studie gaat nog steeds door, waarbij ik vooral kijk naar de vertaling van filosofische inzichten naar de beroepspraktijk. Ik voel me met name thuis bij het Pragmatisme, en bij denkers zoals Richard Rorty en Bruno Latour. Verder ben ik kunstenaar. Beeldende kunst en theater zijn mijn disciplines. Hoe zich dat verhoudt met integraal veiligheidskundige zijn, is een heel verhaal. Kern ervan is dat veiligheid en andere maatschappelijke vraagstukken om een rijker scala aan benaderingen vragen. Hoewel ik bedreven ben in het maken van risicoanalyses en veiligheidsbeheerplannen en ander veiligheidskundig handwerk, onderzoek ik ook achtergronden van veiligheidsvraagstukken door middel van kunstzinnige middelen. En ik toon ze bijvoorbeeld door middel van bijvoorbeeld documentaires en theatervoorstellingen. Wat doe je voor onderzoek? Ik ben gevraagd lid te worden van beide kenniskringen omdat ik professioneel bezig ben met complexe stedelijke vraagstukken en tegelijkertijd kunstenaar ben. De lectoraten Change Management en Informatie, Technologie en Samenleving onderzoeken gezamenlijk hoe kunst een rol kan spelen in verandering, en daar richt ik me op. Dat gebeurt vooral in een laboratorium dat beide lectoraten zijn gestart. Ik doe onderzoek naar hoe een dergelijk laboratorium een functie kan spelen als interventie in de manieren waarop maatschappelijke vraagstukken aandacht krijgen, en dat tegen de achtergrond van de inzet van kunst. In het laboratorium kijk ik verder naar innovatieve benaderingen van stedelijke veiligheidsvraagstukken. Zo zijn we bezig met de vraag hoe nieuwe vormen van wijkaanpak politiek en bestuurlijk passend kunnen worden verantwoord. Ook kijken we naar radicalisering en naar een context gebonden handhaving van de rechtsorde.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: