In de Haagse lijn 2, een van de nieuwe R-Net trammodellen die ik richting mijn huis neem, hoor ik steevast de volgende tekst uit de speakers galmen zodra ik bij mijn halte ben: ‘Deze halte is niet toegankelijk voor gebruikers van een rolstoel of scootmobiel. Excuses voor het ongemak’. Blijkbaar is het aanbieden van je excuses nu ook onderdeel van de automatisering geworden. Als ik om me heen kijk krijg ik niet de indruk dat de meeste mensen de tekst horen—want geautomatiseerd—laat staan er aanstoot aan nemen.
Het aanbieden van je excuses is doorgaans iets wat we als persoonlijk ervaren, en als persoonlijk willen ervaren. Wanneer we een excuus als niet gemeend beleven, maar geforceerd omdat de ander ook wel weet dat dat nu ‘eenmaal zo hoort’, hechten we er doorgaans weinig waarde aan. Hoe kan het dan dat we collectief accepteren dat in dit geval het maken van een excuus geautomatiseerd is, een stem op een bandje?
Wanneer je je excuses wil aanbieden heb je ook iets anders nodig, namelijk een ontvanger van dat excuus. In bovenstaande situatie is onduidelijk of de ontvanger wel aanwezig is, maar zou dat eventueel kunnen zijn. Het maken van je excuus wordt het hebben van een excuus. De halte is niet rolstoel toegankelijk, maar we hebben het in ieder geval van tevoren aangekondigd dus je kunt niet zeggen dat je niet gewaarschuwd bent.
Bovenstaande situatie laat zich verklaren doordat er, blijkbaar, te weinig rolstoel- en scootmobiel gebruikers zijn om te investeren de halte toegankelijk voor hen te maken. Wil je dat wel, dan heb je iets anders nodig; politieke massa en mobiliteit. Laten dat nu net twee criteria zijn die voor mensen met een handicap lastig zijn te realiseren, waardoor we bij de tweede helft van de titel komen.
Om een politieke massa op gang te krijgen heb je mensen nodig die zich achter een gemeenschappelijk doel willen scharen. Dat is niet alleen lastig in bovenstaande situatie met de tram, maar in heel veel situaties die toegankelijkheid omtrent handicaps betreft, om twee redenen: mensen die zich als gehandicapt willen identificeren, en mensen die dat mogen. Er zijn mensen die, voor veel buitenstaanders wel als ‘gehandicapt’ of ‘beperkt’ zouden worden omschreven, maar die zichzelf om allerlei redenen niet met die termen willen identificeren, bijvoorbeeld vanwege het stigma wat er aanhangt. Tegelijkertijd zijn er ook mensen die zich wél willen identificeren als gehandicapt, bijvoorbeeld om zich onderdeel van een gemeenschap te voelen, of aanspraak te kunnen doen op een WAJONG, maar die niet als zodanig worden (h)erkent, omdat hun handicap niet zichtbaar (genoeg) is, of hun aandoening überhaupt niet als zodanig wordt gedefinieerd.
Om politieke mobiliteit te realiseren heb je iets anders nodig: een infrastructuur. Emancipatie gaat niet vanzelf, en een stoel aan de politieke tafel moet vaker worden geclaimd dan dat ze vrijelijk gegeven wordt. Doordat de term ‘handicap’ een containerbegrip is voor allerlei aandoeningen, is de organisatie ervan ingewikkeld—iemand die slechtziende is moet informatie aangeboden krijgen op een wijze die bij haar aansluit, terwijl een rolstoelgebruiker een rolstoelvriendelijk gebouw nodig heeft. Mensen met verschillende handicaps kunnen daarnaast ook verschillende belangen hebben. Wat ik het ‘1+1=3’ probleem noem, is de samenval van van de identiteitspolitiek omtrent de handicap en de (on)praktische organisatie die het willen samenbrengen van mensen met een handicap teweegbrengt.
Dan nog die tafel; geen toevallig stijlfiguur. Onderzoekers binnen disability studies beargumenteren weleens dat de handicap een master trope is. Wat ze daarmee bedoelen is dat seksistische en racistische discriminatie teruggrijpt op een gehandicapte conditie. ‘Vrouwen zijn hysterisch en fysiek zwakker’. ‘Zwarte mensen zijn inherent dommer dan witte mensen’. Logischerwijs is er verzet tegen dergelijke aantijgingen. Het lastige is dat dat verzet gelijktijdig versterkt dat ‘dommer’ of ‘fysiek zwakker’ zijn (wat dat ook mag betekenen) niet wenselijk gevonden wordt.
Net zoals niet iedereen zomaar de tram kan betreden, zit niet elk mens op dezelfde manier aan tafel, of beschikt zelfs over het vermogen om aan de tafel te kunnen gaan zitten. De emancipatoire beweging om een plek te claimen kan alleen door te handelen als collectief. Laten we dat dus doen.