(Dit is het 1ee van een serie artikelen over mijn ervaringen met een theaterproject in juni 2025. Het project werd gefinancierd vanuit een NRO-subsidie en bestond uit drie theaterworkshops (dans-, improvisatie- en teksttheater) rond het thema diversiteit en inclusie voor 1e-jaarsstudenten van de opleiding HRM van de Haagse Hogeschool).
Stel: je dient een subsidieaanvraag in om met groep 1e-jaarsstudenten van de opleiding HRM door middel van theater het onderwerp diversiteit en inclusie aan de orde te stellen. En je krijgt die subsidie omdat je de subsidieverlener er kennelijk van hebt kunnen overtuigen dat theater een middel kan zijn om de afstand tussen groepen studenten te verkleinen en hun empathische vermogens kan stimuleren. Vervolgens tuig je een programma op waarin studenten gedurende drie weken twee middagen per week gaan dansen, improvisatietheater en teksttheater gaan doen. Wat mag je daar dan van verwachten? In hoeverre kan je er nu zeker van zijn dat dit ook gaat ‘werken’?
Met deze vraag heb ik lang rondgelopen. Iets in gang zetten is nog tot daar aan toe, maar wat zal het resultaat zijn? In een subsidieaanvraag moet je niet alleen helder zijn over de redenen achter een bepaald plan, je moet ook duidelijk kunnen maken wat de ‘opbrengsten’ zullen zijn. Want in het onderwijsveld gaat het immers vooral over het behalen van doelen. Dat wil zeggen: je bepaalt eerst wat je wil bereiken en richt vervolgens een proces in dat min of meer de garantie geeft dat die doelen ook bereikt gaan worden. Doelen behaald? Project geslaagd.
Maar in ons geval was ik daar helemaal niet zo zeker van. Eerlijk gezegd; ik had eigenlijk geen idee hoe het zou uitpakken. Wensen? Zeker. Hoop? Ook. Zekerheid? Een stuk minder.
Want ga maar na: je dompelt studenten onder in een wereld, die van het theater, die voor verreweg de meeste studenten volledig onbekend terrein is. En het is met studenten vaak als met de spreekwoordelijke boer die niet vreet wat hij niet kent. Scepsis, weerstand, argwaan, verzet. Studenten hebben het wel vaak over de wens uit hun comfortzone te willen stappen, maar als ze dan in zo’n situatie komen….
Het is onder mijn collega’s inmiddels een gevleugelde uitspraak geworden: studenten…ze blijven je verrassen. Altijd als je denkt dat het ene zal gebeuren, gebeurt het andere. Zeker nu, na een eerste van drie weken blijkt weer eens hoe onvoorspelbaar het werken met studenten kan zijn als je iets doet wat niet zo gebruikelijk is.
1e-jaars studenten zijn in vergelijking met andere jaren toch een beetje een speciaal slag. In alles wat ze doen en zeggen zijn nog sporen van de puberale middelbare school-mentaliteit te ontdekken: de nukkigheid, de lamlendigheid, het wantrouwen richting docenten, de egocentriciteit. Maar ook: de verrassende openheid, de scherpzinnigheid, de levenslust, de kwetsbaarheid en het verlangen en de behoefte ‘gezien’ te willen worden.
Dit alles kwam ook terug in die eerste week. Vooral bij de workshop ‘Dans’ in Theater Korzo. Het bewust gebruiken van je lichamelijkheid door te dansen en te bewegen is voor studenten in deze fase van hun leven wellicht een vorm die de comfortzone het meest onder druk zet. “Meneer! Moet dit echt? Dit is zóó awkward. Dat ga ik echt niet doen, hoor. Echt niet”.
Dus wel.
Ze doen het wel. Aangespoord door de dwingende vreemdheid en vakbekwaamheid van de dansdocenten raakten ze hun gêne langzaam kwijt en verscheen hier en daar een glimlach op het gezicht. Dit is eigenlijk best tof. Vooral als je het met elkaar doet.
En het thema? Diversiteit en inclusie? Een student schreef:
“Tijdens de dansworkshop merkte ik hoe ieder lichaam op een unieke manier beweegt. Door samen te dansen werd ik me bewust van de verschillen tussen mensen hoe we lopen, bewegen, reageren en emoties uiten en dat dit allemaal te maken heeft met wie we zijn, los van afkomst of achtergrond. Door mijn lichaam actief in te zetten en anderen te observeren, voelde ik echt hoe diversiteit eruitziet in beweging. Het hielp me inzien dat iedereen anders is, maar dat we door elkaar beter te leren kennen, meer begrip kunnen krijgen voor die verschillen”.
Bij ‘tektstheater’ viel de openheid en het vermogen om met teksten te ‘raken’ op. Studenten hebben meestal geen hoge dunk van hun artistieke vermogens. “Ik ben niet creatief”, hoor je vaak. Maar zet ze aan het schrijven (en spelen) van scenes over belangrijke mensen of gebeurtenissen uit hun leven en dan blijkt hoeveel ze eigenlijk kunnen. Hun teksten zijn vaak poëtisch, persoonlijk en, vooral, heel erg eerlijk. Die openheid vond ik het meest opvallend. Want niemand dwong ze dingen op te schrijven die ze niet wilden opschrijven. Jezelf desondanks zo bloot te geven wijst dan wellicht op een behoefte om dit te delen. Om uiting te geven aan wat je wat je denkt, voelt, verlangt…
Goed. Dit is onderwijs. Dus de vraag is ‘wat de student hier nu van leert’. Een andere student schreef:
“De inzichten die ik daar heb opgedaan, zijn vooral dat iedereen anders naar iets kijkt en dat dat ook niet erg is. Iedereen heeft verschillende ervaringen en op school zie je dat niet van elkaar. Vaak denk je “hij/zij heeft het goed voor elkaar zeg”, maar dan weet je eigenlijk helemaal niet wat er achter die persoon schuilt”.
Bij de workshop ‘improvisatie’ stonden persoonlijke ervaringen met diversiteit en inclusie centraal en werden studenten uitgenodigd die met elkaar te bespreken en uit te spelen. Ook hier viel de openheid en spontaniteit op:
“De workshop heeft me laten inzien dat inclusie en diversiteit in veel verschillende vormen voorkomen. Ik wist al dat het bestond en heb het zelf ook meegemaakt. Wat ik vooral waardevol vond, is dat ook anderen zich er nu meer bewust van zijn geworden en er even bij stil hebben gestaan. Het viel me op hoeveel mensen er op de een of andere manier mee te maken hebben”.
Natuurlijk, kritiek was er ook. Voor sommigen was het té ongemakkelijk. Bovendien rees bij een enkeling de vraag of theater wel bij de opleiding HRM hoort. Want “het moet geen theateropleiding gaan worden”.
Natuurlijk kan je je afvragen of theater nodig is om het thema aan de orde te stellen. Je zou het toch immers op een ‘gewone’ manier kunnen bespreken? Maar uit de meeste reacties tot dusver valt op te maken dat de workshops wel degelijk iets lijken toe te voegen. Theater spreekt een andere ‘taal’, die persoonlijke ervaringen, verhalen, opvattingen en emoties op zijn geheel eigen manier kan weergeven. Door te spelen en te dansen (en door het kijken en luisteren naar anderen) krijgt het bespreken van het thema een extra dimensie.
De studenten lijken dit op te pikken. Want, zoals een student mij vertelde bij het weggaan: “ik heb nu de kans gekregen een andere kant van mijzelf te laten zien”.
Nu, na een week, mag ik niet ontevreden zijn, hou ik mijzelf voor. Nog twee weken te gaan en als treinstakingen, slecht weer, ziekte en ander ongemak de boel niet teveel frustreren gaan het nog mooie weken worden.
(wordt vervolgd)