Voor onderzoekers en docenten werkzaam in de geesteswetenschappen is het een oud riedeltje: wat is nou eigenlijk de meerwaarde van wat jullie doen? Is het niet gewoon een pretstudie? In een recente beleidsbrief vanuit OCW worden sleets geraakte uitspraken weer eens herkauwd. Onderzoek en onderwijs moeten ‘gerichter bijdragen aan maatschappelijke uitdagingen’ en ze dienen op te leiden ‘voor specifieke sectoren op de arbeidsmarkt’. Door De Telegraaf wordt dit vrolijk vertaald met de leus ‘Bruins wil af van pretstudies’.
Het is een frame dat inmiddels dermate versleten is dat het plaatje dat het frame moet vasthouden er zo’n beetje uitvalt. Studies met een directe instrumentele meerwaarde voor ‘de arbeidsmarkt’ zijn goed, studies waarvan de meerwaarde indirecter oogt, of waar mensen plezier aan zouden beleven (voel je de calvinistische huivering?)? Be gone with it!
Ik heb het nooit moeilijk gevonden uit te leggen wat de meerwaarde van de literatuurwetenschap nou is. Hoe mensen bepalen wat ze belangrijk vinden, waar hun waarden en opvattingen vandaan komen, wie ze zijn en hoe ze zo zijn geworden: het vindt allemaal zijn basis in de verhalen die we vertellen. Samengevat: het instrumentele ‘doen’ is alleen te begrijpen, maar ook te bepalen, door te weten waarom je nou echt iets doet.
Die verbinding is in andere vakgebieden niet onopgemerkt gebleven. Bestuurskunde en organisatiestudies, velden die ongetwijfeld voor ‘de arbeidsmarkt’ opleiden, bemoeien zich maar wat graag met allerlei literaire technieken en fenomenen. Zo bestaat er Jacco’s bijbel, en heeft ook een titel als Metaphors We Live By grote impact gehad op hoe bestuurskundigen nadenken over organisatie, besturen en adviseren.
Zo ook het fraaie Woorden Wisselen: naar een hertaling van besturen, organiseren en adviseren van Mark van Twist. Woorden Wisselen verkent aan de hand van zeven thema’s (metaforiseren, narrativiseren, calculeren, modelleren, ensceneren, interacteren, framen) hoe de omgang met taal centraal staat in hoe organiseren, besturen en adviseren eigenlijk werkt. Uitgangspunt van van Twist is dat allerlei beroepen, van bestuurders tot auditors, van advocaten tot docenten, hun bestaan te danken hebben aan het gebruik van taal, het overdragen van betekenis van de een op de ander (22). Daarmee verwordt taal zelf tot handeling: het doet iets in de wereld en verandert daarmee die wereld. Van Twist bouwt daarmee een brug tussen kennis uit de literatuurtheorie en de organisatiekundige praktijk. Zo laat hij in het hoofdstuk omtrent narrativiseren zien hoe allerlei verhaalstructuren, zoals Voyage and Return of From Rags To Riches, relevant zijn voor organisaties (organisatiekundigen die met Roland Barthes onder de arm lopen geloof ik inmiddels wel, maar wanneer ze het Russische formalisme van Vladimir Propp aanhalen, weet je dat ze hun huiswerk hebben gedaan).

Tegelijkertijd komt het taalgebruik in en van organisaties er ietwat bekaaid vanaf in Woorden Wisselen. Zo wordt de taal van beleid en organisatie getypeerd als ‘droog, bloedeloos, en lastig leesbaar’. Ook miste ik wat de bestuurskunde de literatuurwetenschap nou te vertellen heeft. Welke typische verhalen kenmerken nou echt het wel en wee van organisaties? Zo meldt van Twist dat adviseurs toch vaak een ondersteunende en helpende functie hebben, daar waar ze zichzelf graag een hoofdrol toe zouden dichten. Maar hoe zou het verhaal er ‘vanaf de zijlijn’ dan uitzien?
Een boek over taal en verhalen ontkomt niet aan enige metareflectie. Zo staat van Twists boek vol met figuurlijk taalgebruik, en neemt hij verschillende soorten lezers graag ‘bij de hand’ om met behulp van robuuste kaders en boxen de veronderstelde bestuurskundige leek door zijn tekstuele labyrint te gidsen. De kracht van Woorden Wisselen zit hem voor mij in het feit dat het zelf een prachtig voorbeeld is van de bestuurskundige retoriek, in de show, don’t tell traditie. In mijn ervaring zijn adviseurs als geen ander bekwaam in het beoefenen van wat in literatuurwetenschappelijke termen zoiets als een ‘proleptische’ verontschuldiging zou kunnen heten. Door jezelf en je handelen bij voorbaat al te minimaliseren, zet je de ander voor het blok als die daar bovenop ook nog iets van zijn ongezouten kritiek wil uiten: don’t kick a man when he’s down. Daar waar van Twist de linguïstiek en literatuurwetenschap maar wat graag op een voetstuk plaatst, is het bezigen van taal in organisaties toch vaak slordig, weinig kritisch, en in het ergste geval richtingloos gemodder in de marge.
En toch: bestuurskunde zal nooit gekenmerkt worden als ‘pretstudie’. Ergens in het boek van van Twist schuilt een verhaal dat vertelt moet worden: over een ondernemende jongen met geld maar zonder pedigree, en een vrouw van stand met ernstig geldgebrek waarvoor de tijd begint te dringen (voor de uitwerking: lees de prachtige roman The Doll van Bolesław Prus).