Bij ons thuis is de zaterdagochtend altijd een bijzonder moment. Ik zit dan aan de keukentafel, de dikke zaterdagkrant voor me uitgespreid met rechts daarvan een kop sterke koffie. Die combinatie werkt bij mij als een tierelier: ik begin bijna direct commentaar te leveren op alles wat ik lees. Mijn vrouw, die meer opstarttijd nodig heeft, trekt dat niet altijd. Vooral niet als ik delen uit de krant aan haar begin voor te lezen. En ik begrijp dat wel. Als je net uit bed komt en je krijgt een lawine van nare berichten over je heen die ook nog eens op verontwaardigde toon worden becommentarieerd is dat niet altijd even gezellig.
Soms vraagt ze mij waarom ik over al die ellende zo graag lees. Want het blijft niet bij de krant. Ik heb een lichtelijk masochistische neiging (althans volgens mijn vrouw) aangetrokken te worden tot boeken die over de meest onprettige onderwerpen gaan. Fictie of non-fictie; het zijn bijna altijd boeken over ‘zware’ onderwerpen: het oprukkende populisme, de Amerikaans verkiezingen, de oorlogen in Oekraïne en Gaza, de Holocaust, de liefde…
Toen ik klein was, was ik, net als veel kinderen, soms bang in het donker. De meesten verbergen zich dan onder de dekens in de veronderstelling dat het ingebeelde monster onder het bed jou dan niet ziet. Of ze draaien zich naar het behang: als ik niets zie is het er misschien ook niet.
Ik draaide me echter nooit om en verborg mij niet onder de dekens: met wijd open ogen staarde ik de duisternis in. Ik wilde het beest kunnen zien aankomen, zodat ik vervolgens…. Ja, wat eigenlijk? Ik maakte me geen illusies dat ik het beest aan zou kunnen, maar als ik zou worden opgegeten zou ik in ieder geval geweten hebben wat het was.
Misschien is dit wel de verklaring voor mijn soms maniakale lettervreterij: ik wil weten wat er gebeurt, hoe het gebeurt en waarom mensen doen wat ze doen. Ik zoek naar verklaringen, maar het is ook de behoefte aan een vorm van ‘verstaan’, begrijpen, duiden. Ik wil, kennelijk, het beest in de bek kijken om te weten hoe ik mij ertoe moet verhouden. Ik wil weten wat mij te zijner tijd zal opvreten…
Tot op zekere hoogte is het Sisyfusarbeid, al dat lezen. Totaal zinloos, omdat na elk boek, elk artikel, de raadsels alleen maar groter worden. En het levert ook niets op. De wereld is absurd, wordt er niet beter op wanneer ik lees en de gruwelijkheden uit het verleden verdwijnen er ook niet mee.
En toch blijf ik lezen…
Je zou natuurlijk kunnen zeggen dat ik moet stoppen. Doe, net als veel mensen, die krant weg. Koop geen boeken meer en als je het lezen niet kan laten, lees dan lichtere kost. De winkels staan er vol mee. Beter voor je gemoed en wellicht ook beter voor je relatie.
Onderwijsfilosoof Gert Biesta schrijft in zijn boek Wereldgericht Onderwijs dat het een taak van het onderwijs is om leerlingen/studenten uit te dagen om op een ‘volwassen’ manier om te gaan met de reële, objectieve wereld buiten ons. Die wereld biedt kansen en mogelijkheden, maar is soms ook absurd, verwarrend, onvoorspelbaar en bedreigend. De vraag die zich dan aandient is hoe we hier mee om moeten gaan. Een volwassen manier van omgaan met de wereld, schrijft Biesta, betekent handelen en leven ergens op de as tussen ‘zelfvernietiging’ en ‘wereldvernietiging’. ‘Wereldvernietiging’ houdt in dat de mens de wereld naar zijn hand wil zetten om zijn of haar doelen te bereiken. Het is een vorm van geweld tegen de wereld die geen rekening houdt met de belangen van anderen. Onze omgang met de natuur is hier misschien een goed voorbeeld van. Natuur is leuk en fijn, maar moet ons niet in de weg zitten. Ze moet in de pas lopen met wat wij, mensen, met haar voor hebben en ondergeschikt aan onze doelen. En als ze niet doet wat wij willen, gaan we over tot ‘beheersing’ en ‘regulering’ Zie bijvoorbeeld de discussie over de wolf in Nederland.
‘Zelfvernietiging’ daarentegen betekent een terugtrekken uit de wereld. Een beweging waarbij je je als het ware onder de dekens verbergt. Als jij het niet ziet, bestaat het niet. Zelfvernietiging heeft verschillende vormen, maar wat die met elkaar delen is de ontkenning en afwijzing van de reële objectieve wereld buiten de directe leefwereld. Een leefwereld die bewust zo klein en overzichtelijk mogelijk wordt gehouden en waar geen interesse of verantwoordelijkheid wordt gevoeld voor de leefwereld van anderen. Biesta noemt dit zelfvernietiging omdat het terugtrekken het ‘in dialoog met de wereld zijn’ is wat ons mens maakt. Die dialoog uit de weg gaan is daarmee een vorm van vernietiging van je eigen mens-zijn.
De taak van het onderwijs is volgens Biesta, en ik ben dat met hem eens, leerlingen en studenten te helpen juist wel met de wereld in dialoog te gaan. En dat houdt in dat die wereld, in al zijn verschijningsvormen, de klas moet worden ingetrokken. Vervolgens moet de vraag gesteld worden wat dit voor ons betekent en hoe we, zonder zowel de wereld als onszelf te vernietigen, ons leven vorm kunnen geven. Dus ja, we moeten het hebben over de oorlog in Gaza, diversiteit en inclusie, klimaatverandering, genderrelaties en andere ‘ongezellige’ onderwerpen.
Het beest moet in de bek gekeken worden om te bepalen hoe we er mee om moeten gaan.
Bij ons thuis begint de zaterdagochtend vaak zoals ik net beschreef. Maar hij eindigt altijd een stuk zonniger. Als de krant uit is en ik mijn tweede kopje koffie heb gehad heeft mijn vrouw, met een paar rake opmerkingen, de angel al uit mijn woede en frustratie getrokken, mij laten zien dat ik weliswaar soms een punt heb en dat het goed is dat ik mij er druk om maak, maar dat ik soms ook overdrijf. En ze heeft natuurlijk gelijk. Die keukentafelactivist zal op doorsnee zaterdagochtend het verschil niet maken. Maar ik hou mijzelf dan maar voor dat dit mijn manier van ‘dealen’ met de wereld is. Soms vermoeiend voor anderen, maar ik hou er mijn eigen zelfvernietiging misschien een beetje mee op afstand.
Daarna gaan we boodschappen doen (en koop ik op de terugweg een boek…).