Hoeveel verhalen hebben we nog nodig voordat ze een keer gaan luisteren?
Hoeveel meldingen van racisme hebben we nodig zodat ze niet weggemoffeld wordt als incident, maar gezien worden als patroon?
Hoeveel ‘voorbeelden’ van geweigerde sollicitanten hebben we nodig voordat we iets doen tegen arbeidsmarktdiscriminatie?
Hoeveel onterecht aangemerkte fraudeurs hadden we nodig voordat de belastingdienst erkende te werken met racistische risicoprofielen?
Hoeveel journalisten moeten er worden vermoord voordat een beroepsgroep zich verontwaardigd uitspreekt?
Hoeveel kinderen moeten er flauwvallen in de klas voordat we doorhebben dat armoede niet de verantwoordelijkheid van het kind is?
Hoeveel kinderen moeten er worden gepest voordat scholen doorhebben dat het hebben van alleen een pestprotocol niet genoeg is?
Hoeveel wetenschappers moeten er vermoord worden voordat hogescholen en universiteiten zich uitspreken tegen landen die genocidale praktijken uitvoeren?
Hoeveel artsen moeten er worden ontvoerd en vermoord voordat we doorhebben dat ziekenhuizen en medisch personeel een bewust doelwit zijn?
Hoeveel moties moeten er ingediend worden voordat we over gaan tot actie?
Hoeveel ongelukken hebben we nodig voordat er verkeersmaatregelen worden getroffen bij een gevaarlijke rotonde?
Hoeveel meldingen waren er nodig voordat we doorhadden dat DUO extra controles uitvoerde in bepaalde wijken?
Hoeveel slachtoffers in de gesloten jeugdzorg moeten hun verhaal doen voordat er serieus geluisterd wordt naar de gruwelverhalen die zij hebben meegemaakt?
Hoeveel onder geadviseerde kinderen hebben we nodig voordat onderadvisering van kinderen uit bepaalde groepen uitgeroeid wordt?
Hoeveel kinderen moeten hun ouders en ledematen verliezen voordat Nederland stopt met het leveren van financiële, politieke en militaire steun?
Hoeveel gentrifiers moet een stad tellen voordat een gemeente of het Rijk doorhebben dat het wegjagen van kwetsbaargemaakte bewoners uit de stad doelbewust beleid is?
Hoeveel meldingen van astma en luchtwegproblemen, veroorzaakt door hoge fijnstofconcentratie, zijn er nodig voordat er luchtfilters worden geplaatst in scholen in kwetsbaar gemaakte wijken?
Hoeveel bomen moeten we kappen voordat we doorhebben dat we een ecosysteem ontwrichten?
Hoeveel dakloze personen hebben we nodig om door te hebben dat criminaliseren en beboeten van dakloosheid niet een oplossing is voor de dakloosheid?
Lieve Sandra,
Het heeft even geduurd. Mijn reactie stond weken geleden klaar. Ik wilde het uploaden, maar ik heb het niet gedaan. Eerst was de vraag in welke vorm ik wilde verschijnen: als het verhaal dat haar verhaal doet op een podium? Of wil ik er op een afstandje naar kijken? Toen kwam het dilemma van hoe wil ik reageren? Want hoe ik reageer, mijn woordkeuze, mijn emoties, zijn allemaal factoren die van invloed kunnen zijn op hoe serieus ons onderzoek genomen wordt. Want wat als we te emotioneel betrokken zouden zijn bij het onderwerp? Het is eigenlijk vreemd dat emotionele betrokkenheid wordt geproblematiseerd, maar afstand tot een onderwerp min of meer wordt verheerlijkt. Want afstand staat synoniem voor objectiviteit. Alsof je niet te ver op afstand kunt staan van je onderzoeksobject, je medewerkers, je klanten of je leerlingen. Met een beetje geluk mag het ‘object’ als mens verschijnen, en dan noemen we het even voor het gemak ‘doelgroep’. En ook dan kan de afstand te groot zijn voor je inlevingsvermogen om het verschil tussen jouw werkelijkheid en de ervaringswereld van de ‘doelgroep’ te kunnen overbruggen. Hoe doe je dat dan vraag ik mij af: hoe kun je iemands woorden, ervaringsdeskundigheid of emoties op een waardige manier interpreteren als je op voorhand al denkt in doelgroepen? Alsof iedereen in die groep voldoet aan dezelfde kenmerken en gereduceerd kan worden tot een persona.
Onderwijskwaliteit
Laten we de ‘doelgroep’ ‘emotionele ouders’ die strijden voor het openhouden van een school als voorbeeld nemen. Ik neem je even mee naar een informatieavond waar deze ouders en leerlingen van een middelbare school te horen kregen dat de school moest sluiten. Ook de medezeggenschap die hier wettelijk adviesrecht heeft, kreeg de mededeling officieel te horen tijdens de informatieavond. Zij hebben via de media en via de website van de school moeten vernemen dat de school vanwege sluiting geen leerlingen aanneemt. Na een weekend vol onrust kwam de bestuurder de groep ouders en docenten toespreken. En waagde ook een poging om het ‘formeel’ besluit dat al naar buiten toe was gecommuniceerd, te herdefiniëren als een juridisch kloppend voorgenomen besluit tot vrijwillige sluiting van de school. Daar waren de aanwezigen niet van gediend. Het handelen van het schoolbestuur was volgens hen niet in lijn met de definitie van een voorgenomen besluit. De bestuurder handelde alsof de sluiting een voldongen feit was door o.a. de open dag waar veel animo voor was, en alle voorlopige inschrijvingen voor het nieuwe schooljaar te annuleren. “Wees eerlijk, en zeg waar het echt op staat”, tot aan “Wat betekent dit besluit nu voor mijn kind dat volgend jaar haar eindexamen heeft”? Er gebeurde veel tijdens deze avond. Maar er was één vraag die voor mij de hele avond het beste samenvatte. Na een emotioneel betoog waarin een leerling vertelt wat de sluiting met haar doet en aan de bestuurder vroeg: “Geef je eigenlijk wel om ons?” Keek de betreffende bestuurder haar strak aan, en antwoordde: “Ik geef om de onderwijskwaliteit.”
Verantwoording
Een paar maanden eerder hoorde ik op een bijeenkomst een wethouder van een grote gemeente op het podium zeggen dat ze het “niet zo heeft met het woord systeem”. Volgens haar zegt het woord systeem zo weinig, het is een abstract begrip. Er brak geroezemoes uit in de zaal. “Hoe durft ze,” hoorde ik personen naast mij zeggen. Personen die in verschillende levensfases en levensdomeinen, generatie na generatie juist door datzelfde ‘systeem’ waar de wethouder niet over wil spreken, op allerlei manieren achtergesteld zijn. Eén van de aanwezigen sprak haar aan. Hij was van mening dat politici en bestuurders te weinig ter verantwoording worden geroepen in vergelijking tot burgers. Zo vertelt hij op allerlei manieren ter verantwoording geroepen wordt door instituties, waaronder de gemeente. De wethouder gaf als reactie het leuk te vinden dat ze bevraagd werd. Alsof het leuk was voor de persoon om de wethouder te spiegelen. Alsof deze persoon een schattige driejarige was die een leuk spelletje aankondigt. Leuk heeft een andere lading omdat het voor hem een verhaal van leven en dood is, een verhaal van jezelf staande houden te midden van alle risicoprofielen waar hij hoog in scoort en moeten dealen met de ingrijpende doorwerking van overheidsingrijpen in zijn leven. In zijn ogen wordt hij door allerlei machten ter verantwoording geroepen. Machten zoals DUO en de Belastingdienst die beslag kunnen en mogen leggen op bezittingen. Gemeenten en DUO die huiszoekingen mogen afleggen. Kinderen die uithuis geplaatst kunnen worden. De wethouder vond het uiteindelijk niet meer zo leuk en was het absoluut niet met de spreker eens. Want hij moest eens weten hoe vaak zij door de gemeenteraad, journalisten, en op allerlei andere manieren ter verantwoording geroepen wordt.
Wat leuk maakte ineens plaats voor een zo tussen de regels door je-moet-je-schamen-ondertoon. Weer werd de volwassen man neergezet als een driejarige. Alleen nu werd de peuter bestraffend toegesproken. Het antwoord was de belichaming van het abstract systeem waar de wethouder juist niet zoveel mee had. Ineens was het systeem wel veelzeggend en concreet. De wethouder kon zich achter het systeem verschuilen. Er is nu eenmaal een democratisch systeem waarin er sprake is van machtenscheiding en de wethouder dus op allerlei manieren ter verantwoording geroepen wordt, was de strekking van het antwoord. Dat ze een bepaalde machtshiërarchie heeft en daarmee een definitiemacht naar de vraagsteller toe, dat was even niet aan de orde. Alsof de spreker haar gelijke was in alle opzichten. Collins et al. (2016) noemen het the myth of equal opportunities to compete. Denken dat iedereen gelijk is, terwijl toegang tot middelen, mensen en macht niet gelijk zijn.
Bevrijding
Volgens John Locke’s matters of facts, bestrijden bites, oftewel harde feiten, vastgeroeste gewoontes. Feiten als bevrijding van de onderwerping aan vorsten en kerken was Locke’s idee. We zien in ons onderzoek naar systeem kritische verhalen dat er andere factoren een rol lijken spelen dan aantallen. Het lijkt niet uit te maken hoeveel verhalen er zijn. Feiten werken in deze niet bevrijdend. Dus als niet het aantal tot het doorbreken van vastgeroeste gewoontes leidt, wat dan wel? Jason Bhugwandass schreef op zijn LinkedIn-account: “Ik hoor mensen stellen dat ze ‘niet nog een onderzoek en rapport willen’. Maar dat is nou net het punt. Wij ook niet. […] Hoe kan het dat de overheid rapport na rapport negeert?” Voor Jason is de parlementaire enquête niet alleen bedoeld om antwoorden te krijgen, maar ook voor de urgentie en het gewicht. Want zonder enquête stelt Jason, “spreken we elkaar weer bij de volgende misstand.”
Afstand
In deze voorbeelden lijken termen als onderwijskwaliteit, systeem of neutraliteit gebruikt te worden om een zeker afstand te creëren tussen de persoon die het zegt, en de persoon of institutie die ter verantwoording wordt geroepen. Dit doet mij denken aan Bruno Latour’s (2015) parlement van dingen. Latour pleit voor denken in matters of concern i.p.v. matters of fact. Hiermee bedoelt hij politiek die iedereen aangaat, of je er nou persoonlijk bij betrokken bent of niet. Of het jou persoonlijk raakt of niet. Politiek zoals ooit bedoeld en als antwoord op de crisis in de democratie: verzamelen rond dingen. Dingen zijn volgens Latour per definitie een publieke zaak die vragen dat wij als mens onze centrumpositie verlaten. Hoe zouden de reacties zijn van de bestuurder en de wethouder als ze zich zouden hebben verzameld rond dingen of aangelegenheden? Als ministeries zich niet in ivorentorens, maar in buurthuizen, of bij voedselbanken zouden vestigen. Als de bestuurder plek zou nemen aan de eettafel van de leerling die haar vroeg of ze wel oog heeft voor haar welzijn. Als de wethouder s’avonds op een bankje plaats zou nemen in een preventief fouilleren-gebied naast de man die haar spiegelde aan de levensontwrichtende consequenties van de verantwoording die hij moet afleggen. Zou ze zich dan realiseren dat haar verantwoording in het ergste geval hooguit carrière-ontwrichtende consequenties heeft? Zou er misschien geen petitie nodig zijn voor een parlementaire enquête als de betrokkenen zich zouden verzamelen in een cel waar jongeren zoals Jason dagelijks 23 uur in isolatie zaten? Zou er dan nog steeds een ‘hooggeplaatste’ functionaris zijn die durft te reageren met de woorden dat het “moeilijk is, te weinig mankracht, bedden, financiën. Maar dat het aan expertise, inzet en liefde voor onze doelgroep” niet ontbreekt. En dat we zuinig moeten zijn op de medewerkers?
Hoge muren
Door te schuilen achter systemen, en uitingen daarvan zoals protocollen, beleid, regels, beperkingen, wordt er een hoge muur gebouwd die de roep om liefde, verantwoording en urgentie isoleert. De geluiden die er soms doorheen komen zijn dan incidenten. Achter die hoge muren zitten ervaringsverhalen van ‘doelgroepen’ waar ‘iets’ mee aan de hand is. Wat ze is overkomen, hebben ze kennelijk aan zichzelf te danken of hun percepties strookt niet met de werkelijkheid. En wanneer ze wijzen naar het systeem, dan wordt het wel heel erg abstract en niet zo leuk. Oncomfortabel. Dus is achter slot en grendel of achter hoge muren. Een oplossing waar alleen de ‘doelgroep’ zelf last van heeft. Zoals Jason schrijft: “als je de muren hoog genoeg maakt, bestaat het probleem immers niet meer”.
Het is ongehoord dat, net als bij de belastingtoeslagaffaire, iedereen geraakt en in tranen is, maar er geen oplossingen op korte termijn komen. Het is niet normaal dat Jason die in eigen tijd, met eigen middelen en door het herbeleven van trauma’s een onderzoek moet doen om gewicht te kunnen geven aan de gruweldaden zoals seksueel misbruik, geïsoleerd en mishandeld, die hij en vele andere jongeren en volwassenen hebben moeten doorstaan. Dat er zelfs een petitie nodig is om een beknopte parlementaire enquête naar de invloed van overheidsbeleid op de totstandkoming van de misstanden in de gesloten jeugdzorg af te kunnen dwingen. Het herhalen van de verhalen, produceren van rapporten, onderzoek, petities zijn allemaal manieren om de druk op te voeren zodat de verhalen niet weggestopt worden achter hoge muren, wachtend op het geweten van een ambtenaar die bereid is positie, inkomen en toekomst te verliezen door aan de klok te luiden.
Systeem Apocalyps
Lieve Sandra, in alle genoemde voorbeelden zien we dat de verhalen die gedeeld worden het moeten afleggen tegen de personen die definitiemacht hebben. Zowel het definiëren wat een waarheid mag zijn als het definiëren van de geloofwaardigheid van de verhalenverteller. Of het verhaal verteld wordt op een podium, op tv of in een rapport lijkt niet zoveel uit te maken. Wie het verhaal vertelt lijkt meer van betekenis te zijn. Tijdens de informatiebijeenkomst van ouders rondom de sluiting van de school, was het pijnlijk zichtbaar hoe de bestuurder bewust of onbewust onderscheid maakte in de reacties naar ouders van kleur en witte ouders. Of het feit dat er ondanks een rapport met 50 verhalen over de gesloten jeugdzorg, toch wordt er gepleit voor een ‘onafhankelijk’ onderzoek. Alsof het weghalen of wegpoetsen van de emotionele betrokkenheid van de onderzoeker betekent dat de ‘ontbrekende’ leuke verhalen over de gesloten jeugdzorg de gruwelverhalen minder ernstig maken.
In onze verkenning hebben we niet de ruimte om vanuit de lens van de postkoloniale theorie te kunnen kijken naar een dieperliggende oorzaak. Ik ben namelijk benieuwd naar wat maakt dat, en wanneer de ontmenselijking van het verhaal stopt. Wanneer zien we de mens achter het verhaal en niet het verhaal als een ontroerend en prikkelende act? De woorden van ‘apocalypsoof’ Lisa Doeland in de Volkskrant van afgelopen weekend doen mij denken aan ons onderzoek naar systeem kritische verhalen: we gaan allemaal uitsterven, maar hoe doen we het op een waardige manier? Doeland noemt ‘oplossingen’ als tegelwippen, zonnepanelen of afval scheiden afleidingsmanoeuvres die de illusie in stand houden dat we ons leven niet radicaal hoeven te veranderen. Is het bouwen van hoge muren dan ook niet een afleidingsmanoeuvre van beleidsbepalers om onderdrukkende systemen die belichaamd worden door beleid, protocollen, vastgeroeste gewoontes, en regels niet radicaal te hoeven veranderen? Weegt het verzet tegen radicale verandering zwaarder dan een waardig einde?