Soms denk ik dat studenten beter weten hoe de wereld in elkaar zit dan docenten. Terwijl wij bezig zijn met de wereld zoals die zou moeten zijn, zien de studenten de wereld zoals die is.

Nog niet zo lang geleden deden we met studenten een kleine test. We hielden ze voor dat ze €10.000- euro konden krijgen op voorwaarde dat ze die alleen konden uitgeven door te kiezen uit twee opties. De eerste optie was dat met de €10.000,- direct een HBO-diploma kon worden verkregen, maar dan wel onder de restrictie dat er dan geen lessen mochten worden gevolgd of toetsen gemaakt. Inpakken en wegwezen, dus. De andere optie was dat de €10.000,- kon worden uitgegeven uitgeven aan vier jaar studie (lessen en toetsen) maar aan het einde zou dan geen diploma volgen.
Het was natuurlijk een test van niets, maar het feit dat bijna de helft van de studenten koos voor optie a) vonden we toch wel…euhh… opvallend. Gevraagd naar  de reden voor de keuze voor optie a) vertelden de studenten dat studeren vanzelfsprekend belangrijk was, maar dat, gesteld voor deze keuze, het louter bezitten van een diploma van grotere waarde op de arbeidsmarkt is dan wat dat diploma aan kennis en vaardigheden vertegenwoordigt. Studeren is dat opzicht dan een soort hindernisbaan. De toetsen vormen de hordes en worden genomen onder het adagium ‘zweten, weten, vergeten’. Het is de druk van het thuisfront en het uitzicht op een HBO-diploma, een belangrijke garantie op status en een goed betaalde baan, dat ze gaande houdt.
Je kan natuurlijk stellen dat deze studenten onverstandig zijn, dat hun gebrek aan intrinsieke motivatie voortkomt uit een soort puberale lamlendigheid en een algemene weerzin tegen elke vorm van intellectuele inspanning. Maar het zo ook zomaar kunnen dat ze een punt hebben. In ieder geval wel volgens de Amerikaanse econoom Bryan Caplan in zijn boek met de provocerende titel The case against education. Caplan beoordeelt, als econoom, onderwijs vanuit de veronderstelling dat er een relatie bestaat, of zou moeten bestaan, tussen wat tijdens een opleiding wordt geleerd en hoe zich dat vertaalt in productiviteit en economische groei. Die relatie is volgens Caplan minder eenduidig dan we doorgaans veronderstellen en zelfs vaak twijfelachtig. Meer onderwijs leidt niet direct tot meer welvaart. In zijn optiek zijn daarom veel investeringen in het onderwijs “a waste of time and money”.

Dat neemt niet weg dat het volgens Caplan voor jonge mensen wel heel verstandig is om een opleiding te volgen en die, vooral, af te maken. Maar het mooie salaris dat daarmee kan worden verdiend heeft niet zoveel te maken met wat de student tijdens zijn of haar opleiding heeft geleerd. Werkgevers waarderen het diploma omdat, volgens Caplan, iemand met een diploma laat zien niet alleen een doorzetter te zijn maar vooral een conformist; iemand die zich gewillig gevoegd heeft naar een bepaald regime van normen en waarden, geleerd heeft in de pas te lopen, vormbaar en kneedbaar is. Dát waarderen werkgevers, zegt Caplan en dáárvoor willen ze betalen. Opgedane kennis en vaardigheden tijdens de studie doen er minder toe omdat wat écht nodig is vaak wel tijdens het werk kan worden aangeleerd.

De reactie van de studenten op onze ‘test’, bevestigen in zekere zin de stelling van Caplan. Studenten met een MBO-vooropleiding (en al helemaal als ze een migratieachtergrond hebben) zijn zich bewust van hoe belangrijk het hebben van een HBO-diploma is. Het verleent niet alleen meer status, maar maakt ook aantrekkelijker voor werkgevers. Met een diploma zet je jezelf  ‘in de markt’. Het is een onderdeel van je ‘personal branding’. Niet om wat je gestudeerd hebt maar dat je gestudeerd hebt.

Op het boek van Caplan valt wel wat af te dingen. Zeker als je onderwijs opvat als meer dan alleen een middel tot economische groei. Onderwijs is ook vorming. En dan niet de vorming tot een gewillig instrument voor toekomstige werkgevers, maar omdat een studie ook een ‘sociale praktijk’ is, waarin de waarde gelegen is in de interactie met anderen en waar je inzichten en perspectieven opdoet die je vormen tot een zelfstandig persoon. Een persoon dat zichzelf ervaart als een autonoom en zelfstandig denkend individu en niet als een ‘product’.
In zijn bespreking van het boek van Caplan in De Correspondent benadrukt schrijft Jesse Frederik dat het ook helemaal niet verkeerd is om te studeren omwille van zaken die niet direct draaien om het maken van toetsen. Studeren, zo stelt Frederik, mag ook gewoon leuk zijn. Omdat je met anderen in contact bent, omdat je vriendschappen en relaties opdoet die vaak een leven lang meegaan. En als je langer praat met studenten is dát aspect van een opleiding belangrijker dan ze in eerste instantie willen toegeven, zeker wanneer je de ervaren eenzaamheid tijdens de corona-epidemie in herinnering roept.

Met alle kritiek die je op het boek van Caplan kan hebben, zet het wel aan tot denken. En dan met name over de fundamentele vraag waartoe ons beroepsonderwijs nu eigenlijk dient en welke verhouding er moet bestaan tussen de doelen kwalificatie, socialisatie én persoonsvorming. Uit onze bovengenoemde ‘test’ blijkt in ieder geval dat studenten onderwijs vaak vooral nog ervaren als een instituut waarin de cultuur van het meten en vergelijken de boventoon voert.

Plaats een reactie